Hoe Nederland geweld tegen vrouwen aanpakt  

vrouwen protesteren met spandoek waarop staat 'justitie behandel seksuele geweldsmisdrijven serieus!!'

Vrouwen demonstreren in februari 1984 tegen het beleid van Justitie m.b.t. seksueel geweld.  Foto door Rob Croes / Anefo, Collectie Nationaal Archief, CC0 via Wikimedia Commons

Geweld met gender als motief heeft de afgelopen decennia steeds meer (inter)nationale aandacht gekregen. “Gendergerelateerd geweld” verwijst naar het idee dat geweld wordt gepleegd vanwege iemands genderidentiteit. Hoewel gendergerelateerd geweld ook gericht kan zijn tegen mannen, treft het vrouwen onevenredig vaak. Door geweld tegen vrouwen te zien als gendergerelateerd, wordt het structurele en voortdurende karakter ervan zichtbaar. Het verklaart niet alleen wie het doelwit is, maar ook waarom ze dit zijn.

Hoe kan het dat de Nederlandse politiek, ondanks de vele internationale verdragen om geweld tegen vrouwen aan te pakken, de gendergerelateerde aard van geweld tegen vrouwen heeft verwaarloosd? Wat is het gevaar van genderneutraal beleid? En wat zegt dat over hoe we in Nederland nu met femicide omgaan? Julia Estrada Londoño geeft een historisch politiek overzicht.  

Deze gastblog is onderdeel van een reeks artikelen over femicide.

Lees hier het artikel ‘Wat is femicide?’

De jaren 80: beleid tegen seksueel geweld

Het zou tot de jaren 80 van de 20e eeuw duren voordat de overheid voor het eerst beleid met betrekking tot geweld tegen vrouwen implementeert. In 1982 nodigde de Nederlandse regering feministische activisten uit om te adviseren en mee te denken over beleidsvorming. Het voorgestelde plan werd voorzien van een feministisch perspectief, waarin geweld tegen vrouwen gezien werd als een gevolg van ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. De regering richtte zich voornamelijk op het elimineren van ‘seksueel geweld’ tegen vrouwen en meiden. In 1984 is ‘vrouwenmishandeling’ voor het eerst gedefinieerd in nationale beleidstukken, zijnde ‘fysiek en/of seksueel geweld tegen de wil van de vrouw door haar mannelijke (ex)partner’.

vrouwen zitten aandachtig te luisteren

Conferentie “Vrouwen en sexueel geweld” geopend in Den Haag op 7 juni 1982; minister De Ruiter tussen de deelneemsters.
Foto door Hans van Dijk / Anefo, Collectie Nationaal Archief, CC0 via Wikimedia Commons.

Niet langer een privézaak

Voor het eerst kwam er aandacht voor seksueel geweld in zowel de privésfeer als in het openbaar. Een belangrijke ontwikkeling: in beleid was voorheen enkel aandacht voor de laatstgenoemde. De nieuwe visie doorbrak taboes en de geslotenheid van het gezin: met het aanhalen van de grondwettelijke vrouwenrechten in het debat over geweld veranderde het probleem in een publieke kwestie. De overheid erkende de sociale ongelijke positie van vrouwen en het structurele karakter van het geweld waarmee zij te maken kregen. Het leidde tot overheidsinterventie: geweld tegen vrouwen werd nu met specifieke maatregelen gericht aangepakt. Zo kwamen er publieke bewustwordingscampagnes en politietrainingen en werden bepaalde vormen van zorg (bijvoorbeeld opvangcentra) gefinancierd.  

De jaren 90: genderneutraal beleid

In de jaren 90 werd elk onderscheid tussen mannen en vrouwen als discriminerend beschouwd. De gendergerelateerde en structurele aard van geweld tegen vrouwen, dat nadrukkelijk was aangekaart in de jaren 80, verdween nu compleet uit het beleid. Niet langer het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was verantwoordelijk voor de aanpak, maar het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport. Geweld tegen vrouwen was een probleem van de volksgezondheid geworden.  

Belemmerde vooruitgang

In 1991 werd verkrachting binnen het huwelijk strafbaar, een overwinning voor de Nederlandse vrouwenbewegingen. Het beleidsplan van 1990 bevatte ook aanbevelingen voor de verbetering van de politiediensten en een verplichting van de registratie van huiselijk geweld. Hulp aan slachtoffers van (seksueel) geweld viel nu binnen de reguliere zorg. Deze nieuwe beleidsplannen gingen echter gepaard met de introductie van de decentralisatie en privatisering van de gezondheidszorg. Het leidde tot flinke bezuinigingen en minder overheidssubsidies. Particuliere vrouwenorganisaties kregen daarom minder financiële steun van de overheid en konden dus, anders dan voorheen, minder hulp bieden aan slachtoffers van geweld 

grote groep mensen uit de gezondheidszorg protesteert met spandoeken en protestborden

Demonstratieve bijeenkomst van meer dan 20.000 werknemers uit de gezondheidszorg die protesteren tegen bezuinigingen in de gezondheidszorg. Foto door Bogaerts, Rob / Anefo, Collectie Nationaal Archief, CC0 via Wikimedia Commons.

Neutraal de 21e eeuw in 

Aan het beging van de 21e eeuw verloor Nederland haar leidende positie op het gebied van gendergelijkheid: andere landen zetten sneller meer stappen in de goede richting. Wereldwijd kwam er steeds meer aandacht voor geweld tegen vrouwen. De Beijing VN-Wereldconferentie over vrouwen in 1995 en de resolutie van het Europees Parlement uit 1997 over geweld tegen vrouwen vroegen bijvoorbeeld aandacht voor het belang van beleid wat rekening houdt met gender. De Nederlandse overheid bleek hiervoor niet gevoelig en besloot het genderperspectief niet mee te nemen in beleid. In plaats daarvan transformeerde de Nederlandse regering haar beleidskader voor geweld tegen vrouwen verder: zij kozen opnieuw voor een genderneutrale benadering. Het feministische perspectief dat in de jaren 80 voorhanden was, verdween nu volledig van de publieke agenda. 

Gender geen drijfveer voor geweld

In het nieuwe beleidsplan van 2002 werd zowel de dader als het slachtoffer genderneutraal benaderd; de nadruk lag op het potentiële slachtofferschap van jongens en mannen. De definitie van geweld tegen vrouwen werd beperkt door de term “huiselijk geweld” te gebruiken. Die term omvat alle vormen van geweld binnen de privésfeer. In andere woorden: de definitie omschrijft geweld dat wordt gepleegd door alle leden van een huishouden of gezin, zonder rekening te houden met gendergerelateerde machtsdynamiek en de disproportionele kans op slachtofferschap van vrouwen en meiden. Deze aanpak kreeg veel kritiek, bijvoorbeeld van het comité dat checkt of landen zich houden aan het VN-Vrouwenverdrag van 1979 (Comité voor de Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen, ofwel CEDAW), omdat het de onmisbare relatie tussen gender en geweld verwaarloosde.

Huiselijk geweld in beleid

Het spoorde de regering aan om het beleidsplan te herzien, in 2008 volgde een nieuw voorstel. Hoewel dit plan wel erkende dat de overgrote meerderheid van de slachtoffers van huiselijk geweld vrouw is, bevatte het geen specifieke maatregelen om geweld richting hen tegen te gaan. Ook latere beleidsplannen zijn ontwikkeld vanuit een genderneutrale aanpak met een focus op huiselijk geweld. In 2013 beoordeelde het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap middels een een “genderscan’’ hoe goed het Nederlandse beleid rekening hield met verschillen tussen mannen en vrouwen. Het doel was dat beleid aan te scherpen, maar de daaropvolgende beleidsplannen werden misten opnieuw een genderperspectief.

Focus op afkomst

Beleid ter voorkoming van geweld tegen vrouwen kreeg in de 21ste eeuw wel een cultuurspecifiek karakter. In een poging om “inclusief” en “intersectioneel” te zijn, begonnen beleidsmakers onderscheid te maken tussen verschillende etnische minderheidsgroepen en de mate waarin zij te maken kregen met geweld. Zo wilde de overheid laten zien dat er een relatie bestaat tussen gender, etniciteit en mogelijk slachtofferschap. Hoewel de regering zo probeerde om de onmiskenbare aanwezigheid van geweld tegen vrouwen binnen deze minderheidsgroepen aan te pakken, leidde het juist tot stigmatisering. 

De aanpak van geweld tegen vrouwen was immers genderneutraal. Maar de overheid besloot wel genderspecifiek te registeren voor gevallen van huiselijk geweld bij personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dit etnisch profileren plaatste mensen met een niet-Nederlandse achtergrond in een apart hokje. Dat geeft een foutieve indruk, namelijk dat geweld tegen vrouwen alleen gendergerelateerd is in “niet-Nederlandse” culturele groepen. Geweld tegen “Nederlandse” vrouwen wordt gezien als een individueel incident, terwijl geweld tegen vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond als een cultureel probleem wordt beschouwd. Etniciteit lijkt dan een voorspeller van het probleem van geweld. Dit terwijl gendergerelateerd geweld voorkomt in alle culturen, bij mensen van alle achtergronden.  

Aankondiging van een actie tegen geweld tegen vrouwen. Collectie IAV-Atria
Aankondiging van een actie tegen geweld tegen vrouwen. Collectie IAV-Atria.

Nu: femicide en Nederlands beleid

Femicide, de meest extreme vorm van gendergerelateerd geweld, wordt in Nederland ook niet specifiek genoemd binnen de wetgeving. Hoewel andere landen (bijvoorbeeld bijna alle Latijns-Amerikaanse landen, op Cuba en Haïti na) femicide erkennen binnen hun nationale wettelijk kader, is in Nederland geen definitie van dit fenomeen opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Femicide valt onder genderneutrale bepalingen van het Nederlands strafrecht, zoals doodslag en moord. Het ontbreken van een wettelijk kader bemoeilijkt de juiste documentatie en registratie van de moorden op vrouwen. Femicidezaken worden daarom nog te vaak weggezet als individuele casussen. Een gendersensitieve aanpak is daarom van belang: een analyse van beleid in Nederland wijst uit dat genderneutrale beleidsmaatregelen het structurele karakter van dit soort geweld negeren.  

Inclusief taalgebruik
Met het woorden vrouwen* en meiden* in de tegenwoordige context worden in dit artikel personen bedoeld die zich identificeren als vrouw, ongeacht of dit hen toegeschreven was bij geboorte. In historische context worden veelal mensen bedoeld die geboren zijn met een baarmoeder.

Geschreven door Julia Estrada Londoño. Zij deed de Master Women’s and Gender Studies.  

Lees verder:

Delen:

Gerelateerde artikelen