Nederlands feminisme en de strijd tegen geweld 

vrouwen demonstreren op plein met spandoek waarop staat 'stop moord op vrouwen'

Omslagfoto gemaakt door Ineke Duursema. Demonstratie stop moord op vrouwen – 1982 – Collectie IAV – Atria 

Het zou tot de jaren 80 van de 20e eeuw duren voordat de Nederlandse overheid geweld tegen vrouwen* actief aanpakte. Daar ging maatschappelijke druk aan vooraf. In de jaren 70 begonnen steeds meer mensen zich uit te spreken tegen geweld tegen vrouwen. Geïnspireerd door buitenlandse feministische bewegingen probeerden Nederlandse feministen het onderwerp uit de gesloten privésfeer te trekken en er een publieke kwestie van te maken. Deze collectieve druk leidde tot verschillende internationale verdragen, beleidsmaatregelen en conferenties. In de 21e eeuw zorgen internationale feministische bewegingen, zoals #MeToo, opnieuw voor een levendig maatschappelijk- en politiek debat. Deze keer over verschillende vormen van geweld tegen vrouwen.

Welke rol speelden vrouwenbewegingen in het agenderen van problemen? En hoe bemiddelden zij in de gesprekken rondom de aanpak van geweld tegen vrouwen? In dit artikel lees je meer over deze strijd tegen geweld en haar feministische geschiedenis.

Deze gastblog is onderdeel van een reeks artikelen over femicide.

Lees hier het artikel ‘Wat is femicide?’

Geweld tegen vrouwen en Blijf van mijn lijf

In de jaren 70 werd huiselijk geweld in Nederland gepolitiseerd onder de term “vrouwenmishandeling”. Slachtoffers van geweld konden in 1974 voor het eerst terecht in een opvanghuis in Amsterdam. Al gauw werd er een uitgebreid landelijk netwerk van vrouwenopvangcentra opgebouwd tegen dit geweld, genaamd Blijf van mijn lijf. De organisatie beschouwde vrouwenmishandeling als een structureel maatschappelijk probleem, niet als een probleem van het individu. Deze huizen concludeerden dat geweld tegen vrouwen een gevolg was van ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen.

Dankzij de huizen kwam er ook meer zicht op de daders. De pleger van geweld was niet langer de onbekende man in de bosjes: de (intieme) partner werd de grootste bedreiging voor vrouwen. Waar de huizen in eerste instantie draaiden op donaties en vrijwilligers, kreeg Blijf van mijn lijf vanaf 1976 subsidies van de overheid. Maar deze overheidsinterventie werd gezien als problematisch, omdat de onafhankelijke positie van de instelling in het geding kwam.  

groep vrouwen met in het midden een vrouw die een ring in de lucht houdt

Uitreiking van de Harriët Freezerring aan “Blijf van mijn lijf”, 1979. Foto door Hans van Dijk / Anefo, Collectie Nationaal Archief, CC0, via Wikimedia Commons

Seksueel geweld en verkrachting

In diezelfde periode werd er ook actie gevoerd tegen seksueel geweld en verkrachting. Aan het eind van de jaren 70 ontstonden verschillende actiegroepen, zoals Vrouwen Tegen Verkrachting, Vrouwen Tegen Seksueel Geweld en Tegen Haar Wil. Vrouwen tegen Porno beschouwde pornografie als een onderliggende bron van seksueel geweld tegen vrouwen. Deze groepen boden verschillende vormen van hulp aan slachtoffers van seksueel geweld. Ook voerden zij actie op straat, bijvoorbeeld tijdens de Heksennacht 

De overheid was voor deze groepen niet zozeer een geldbron, maar de bedoelde ontvanger van de protesten. De bewegingen vonden dat de overheid verkrachting, aanranding en later pornografie tegen moesten gaan. Door de politisering van seksueel geweld in de jaren 70 ontvouwde de vrouwenbeweging zich als primaire actor in het politieke debat over de wetgeving rondom seksueel geweld. Deze organisaties kregen in de jaren 80 sporadisch subsidies, die ze gebruikten voor telefoonkosten of huur. Zo hadden zij een minder afhankelijke relatie met de overheid dan het structureel gesubsidieerde Blijf van mijn lijf. 

Aankondiging van een actie tegen porno. Collectie IAV-Atria. 
Aankondiging van een actie tegen porno, Collectie IAV-Atria.

Kijkduin Conferentie

In 1982 organiseert staatssecretaris Hedy d’Ancona, een feministe en sociaal-democraat, een “studieconferentie” over geweld tegen vrouwen. Tijdens deze Kijkduin Conferentie positioneerden aanwezigen seksueel- en fysiek geweld als een vorm van structureel geweld tegen vrouwen. D’Ancona, tegenwoordig ook ambassadeur van Atria, beargumenteerde dat huiselijk geweld een kwestie is van economische en seksuele dominantie door de man die verweven is met de realisatie van zelfbeschikkingsrecht. Er volgt een dringende oproep aan de regering om actie te ondernemen en het onderwerp op te nemen in het emancipatiebeleid. Daarom stelden de aanwezigen een nieuwe definitie op van geweld tegen vrouwen in de Nederlandse context. Hiervoor was de basis het structurele karakter van deze vorm van geweld en de verantwoordelijkheid van de overheid om dit probleem aan te pakken.  

Ondersteuning van de vrouwenbeweging

De Kijkduin Conferentie luidt het begin in van een nieuw tijdperk. Beleidsontwikkeling richtte zich gedurende de jaren 80 op de ondersteuning van slachtoffers van geweld, preventie van geweld, onderzoek naar en voorlichting over partnergeweld. Ook verstrekte de overheid meer subsidies aan vrouwenbewegingen. Dit kwam de professionalisering en institutionalisering van de organisaties ten goede. Maar het betekende ook dat de invloed van de overheid op de bewegingen toenam. Ondanks deze faciliterende rol van de overheid slaagde de algehele vrouwenbeweging erin een deel van hun onafhankelijkheid en tegendraadse karakter te behouden. Zo worp de politieke druk van groepen zoals Vrouwen Tegen Seksueel Geweld zijn vruchten af. Het eerste nationale beleid voor de bestrijding van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes verscheen in 1984. Later, in 1991, wordt ook verkrachting binnen het huwelijk strafbaar gesteld.   

Vrouwen doen in 1984 symbolisch aangifte van geweld tegen vrouwen op een politiebureau in het kader van het 10-jarig bestaan van Blijf van mijn lijf 

Vrouwen doen in 1984 symbolisch aangifte van vrouwenmishandeling op een politiebureau in het kader van het 10-jarig bestaan van Blijf van mijn lijf. Foto door Rob Bogaerts / Anefo, Collectie Nationaal Archief, CC0 via Wikimedia Commons.  

Moeilijke tijden voor Blijf van mijn lijf

Toch werden aan het eind van de jaren 80 de opvanghuizen gedecentraliseerd en de subsidies wegbezuinigd. Ook kreeg het beleid in de strijd tegen geweld tegen vrouwen een genderneutraal karakter. Het begin van de jaren 90 werd gekarakteriseerd door beleidsvoering waarin de gendergerelateerde en structurele aard van geweld tegen vrouwen werd genegeerd. Dit leidde tot interne onrust bij Blijf van mijn lijf. De bezuinigingen maakten het moeilijk om naast het sociale werk op politiek niveau actie te voeren. Het werd, gezien de afnemende aandacht voor de vrouwenbeweging, bovendien steeds moeilijker om vrijwilligers te vinden voor de opvangcentra.

Ook zochten steeds meer vrouwen naar betaald werk in plaats van vrijwilligerswerk. De organisatie werd gedwongen om niet langer met onbetaalde vrijwilligers te werken, te professionaliseren en een hiërarchische organisatiestructuur in te richten. Een werkwijze waar al jaren weerstand tegen was. Het betekende het eind van Blijf van mijn lijf als actiegroep. Veel activisten en vrouwenopvangcentra besloten afstand te doen van de beweging, uit protest tegen de inkapseling door de overheid.  

vrouwen lopen in een stoet in het zwart gekleed

Protest tegen overhevelen subsidie Blijf van mijn Lijfhuis: de rouwstoet (allen in het zwart) op weg naar de crematie, 1985. Foto door Sjakkelien Vollebregt / Anefo, Collectie Nationaal Archief, CC0, via Wikimedia Commons

Het einde van de vrouwenbeweging?

Door de sterke afhankelijke relatie van de overheid hielden de meeste vrouwengroepen begin jaren 90 op te bestaan. In 1999 introduceert de regering een nieuw neoliberaal beleidsplan voor gendergelijkheid. Dit plan spreekt van de aanpak van “huiselijk geweld” in plaats van gendergerelateerd geweld. Hierin werd elk onderscheid tussen mannen en vrouwen als discriminerend beschouwd. De eerdere inzichten van de Nederlandse vrouwenbeweging werden weggezet als “zelf-slachtofferschap”. Het beleidsplan kreeg echter weinig weerstand van de vrouwenbeweging. In plaats van kritiek hield het uitgebreide landelijke netwerk van vrouwenorganisaties simpelweg op te bestaan. Zo verdween het onevenredige geweld tegen vrouwen op de achtergrond.  

Samen geweld tegen vrouwen op de kaart zetten

Nederland loopt nog steeds erg achter als het aankomt op de aanpak van gendergerelateerd geweld. Terwijl in andere landen de strijd tegen geweld tegen vrouwen niet heeft stilgestaan, heeft Nederland ruim twintig jaar gepauzeerd. Een belangrijk voorbeeld is de strijd tegen femicide. De Latijns-Amerikaanse beweging #NiUnaMás begon in het begin van de 21ste eeuw in Mexico te protesteren tegen de vele femicides in Ciudad Juárez. De feministische beweging in Argentinië nam hun naam over en paste deze aan naar #NiUnaMenos. Daar werd in 2015 voor het eerst landelijke geprotesteerd tegen femicide.

Deze internationale beweging heeft sindsdien vrouwen over de hele wereld gemobiliseerd. Mede dankzij die aandacht hebben vele Latijns-Amerikaanse landen de afgelopen twintig jaar femicide en gendergerelateerd geweld geïmplementeerd in hun wetten en beleid. Maar in Nederland blijft dit soort geweld een onderschat en genegeerd probleem. Om dit probleem weer op de kaart te zetten moeten we de feministische beweging in Nederland aanwakkeren en gendergerelateerd geweld weer op de politieke agenda zetten. 

Protest van #NiUnaMenos in 2016 in Peru. Foto door Lorena Flores Agüero via Wikimedia Commons

Inclusief taalgebruik
Met de woorden vrouwen* en meisjes* in de tegenwoordige context worden in dit artikel personen bedoeld die zich identificeren als vrouw, ongeacht of dit hen toegeschreven was bij geboorte. In historische context worden veelal mensen bedoeld die geboren zijn met een baarmoeder.

Dit artikel is geschreven door Julia Estrada Londoño. Zij deed de Master Women’s and Gender Studies.

Femicide en Atria

Deze gastblog is onderdeel van een reeks artikelen over femicide. Hier kan je deze artikelen vinden. Deze artikelen zijn echter niet het complete verhaal. Atria vindt dat er meer wetenschappelijk onderzoek moet komen naar femicide in Nederland. Dan kunnen we met de juiste onderbouwing de signalen en risicofactoren in Nederland rondom femicide in kaart brengen en gericht beleid ontwikkelen om deze extreemste vorm van gendergerelateerd geweld te voorkomen.

Toelichting bij de foto bovenaan dit artikel:
Het betreft hier een demonstratie die plaatsvond in Roermond op 8 april 1982. De organisatie was in handen van Blijf van mijn Lijf Nijmegen en vrouwen uit Roermond. In april 1982 werd een vrouw vermoord die onderdak had gezocht bij Blijf van mijn Lijf Nijmegen. Haar ex-man sloeg met een bijl haar schedel in toen ze in op de bus stond te wachten op weg naar haar kinderen. Op 8 april stond de man hiervoor terecht in Roermond. Blijf van mijn Lijf Nijmegen ging daarom op 8 april naar Roermond om vrouwenmishandeling en -moord onder de aandacht te brengen. De demonstranten liepen door de stad en maakten tijdens de zitting veel herrie voor het gerechtsgebouw zelf. ’s Avonds was er een manifestatie.

Lees verder

Delen:

Gerelateerde artikelen