Abortustijdlijn | 1911 – jaren ’60: Illegaal en onbespreekbaar

Twee krantenkoppen: 'Abortus provocatus. Een arts vervolgd wegens abortus.' en 'Een aborteuse gearresteerd. Behandeling met doodelijken afloop.'

‘Abortus provocatus. Een arts vervolgd wegens abortus.’ De Telegraaf, 1920, Collectie koninklijke bibliotheek, CC0
‘Een aborteuse gearresteerd. Behandeling met doodelijken afloop.’ Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij, 1929, Collectie koninklijke bibliotheek, CC0

Vroeger werd er bij ons in de familie niet over gesproken. Abortus, dat kon niet. Kindjes moesten gewoon geboren worden.’ Zo herinnert Joke (geboren in 1933) zich het taboe op abortus* in de jaren ’50 en ’60 binnen haar katholieke familie in Midden-Brabant.** Deze onbespreekbaarheid was mede het gevolg van de Zedelijkheidswet die in 1911 tot stand was gekomen.

1911: De Zedelijkheidswet

‘Hij die opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden.’ – Art. 251bis, Wetboek van Strafrecht

Na 1901 begon de eerste landelijk abortusdiscussie met een pleidooi voor de afschaffing van het abortusverbod. Dit resulteerde in 1911 echter juist in strengere abortuswetgeving.  

De Zedelijkheidswet van 1911 werd ingevoerd door de rooms-katholieke minister van Justitie Regout. De confessionele partijen waren in deze periode de grootste partijen in het kabinet. Zij hadden diepe zorgen over het zedelijk peil van Nederland, die vele socialisten en liberalen met hen deelden. Dit kwam tot uiting in de nieuwe wet. 

Abortus werd voortaan gedefinieerd als een misdaad tegen de zedelijkheid in plaats van een misdrijf tegen het leven. De Zedelijkheidswet verbood naast abortus onder andere bordelen, pornografie, homoseksuele handelingen door zowel mannen als vrouwen*** en het uitstallen en adverteren van anticonceptie.  

Strenge vervolging

Vervolging van aborteurs werd makkelijker, omdat voortaan geen bewijs meer nodig was dat de foetus leefde bij de abortus. Bewijs dat een vrouw ‘in behandeling genomen was’ volstond. De aborteur werd gestraft met een gevangenisstraf of een geldboete. Dit bedrag nam toe als uit winstoogmerk was gewerkt, of als het een arts of vroedvrouw betrof. De vrouw die de behandeling onderging was zelf niet strafbaar. De wet bevatte ook bepalingen om de verspreiding van abortusmiddelen tegen te gaan.  

Dat medische abortus niet strafbaar was, werd (net als in 1886) niet in de wet genoemd, omdat minister Regout het vanzelfsprekend vond. Toch zorgde het strengere morele en strafrechtelijke klimaat voor onzekerheid onder artsen. Was medische abortus nou wel of niet toegestaan? Het resultaat was een uiterst voorzichtige en afwijzende houding onder artsen die lang stand zou houden.

Affiche met de tekst: 'Meisje! Bedenk dat de toekomst van ons volk afhankelijk is van de levenshouding van onze vrouwelijke jeugd. Leef in deze moeilijke tijden waardig en ingetogen en stel je levensgeluk niet roekeloos in gevaar. Mijd de duisternis en alle plaatsen, die een bedreiging opleveren voor je zedelijke en lichamelijke gezondheid. Denk aan je toekomst'

Affiche ‘Meisje! Denk aan je toekomst’ door Algemeen Secretariaat der Mariacongregaties in Nederland, 1920. Maker onbekend, Collectie IAV-Atria..

1911 – 1960: Verstomming van het debat

Na 1911 verdween abortus uit het politieke debat. Even laaide de discussie weer op rond 1930, naar aanleiding van de legalisering van abortus in de Sovjet-Unie en debatten over legalisering in Duitsland. Het debat werd na 1911 gedomineerd door ‘deskundigen’: strafrechtgeleerden, criminologen, artsen, psychiaters, theologen en ethici. Zo nu en dan publiceerden zij een studie over abortus (bijv. Van Heynsbergen en Van Balen Blanken, 1925; of Valkhoff, 1934). Vrouwen en feministische groepen deden niet mee aan de discussie. Volgens emeritus-hoogleraar vrouwenstudies Joyce Outshoorn was dit omdat abortus toen niet gedefinieerd werd als een feministisch belang. Binnen de vrouwenbeweging aan het begin van de 20e eeuw stonden idealen als moederschap en seksuele beheersing centraal. 

In de jaren ‘50 bereikte het taboe op abortus een hoogtepunt. Er verschenen geen artikelen en niemand stelde het onderwerp publiekelijk ter discussie. 

1911 – 1960: Abortus achter gesloten deuren

‘Een aborteuse gearresteerd. Behandeling met doodelijken afloop.’ – Het Volk, 1929

‘Een arts vervolgd wegens abortus.’ – De Telegraaf, 1920

Krantenkoppen als deze zijn illustratief voor het toegenomen aantal veroordelingen na de invoer van de strengere en effectievere abortuswetgeving van 1911. Toch verdween abortus niet, maar vond het voortaan plaats in het diepste geheim. Niet alleen omdat het strafbaar was, maar ook omdat het definiëren van abortus als zedelijkheidsprobleem ertoe leidde dat abortus onbespreekbaar werd.  

Gevaarlijke drankjes

Wanneer een vrouw een abortus wilde (en zij geen medische reden had om een abortus in het ziekenhuis te krijgen), ging ze vaak eerst zelf aan de slag met de eerdergenoemde volksmiddeltjes, of met nieuwere middelen zoals kinine en apiol. Deze chemische drankjes waren onder allerlei verzonnen namen (Dr. Martin, Dr. Ellison, Dr. Richter, gouttes Marcella) verkrijgbaar in bepaalde drogisterijen. Ze konden alleen erg gevaarlijk zijn, soms zelfs met fatale afloop voor de vrouw.  

Eigenhandig ingrijpen

Wanneer deze middeltjes niet werkten, had de vrouw drie opties. Ze kon allereerst zelf proberen een instrument in de baarmoeder in te brengen, eventueel met hulp van een familielid, buur of vriendin. Zo noemde Treub een balletdanseres die op deze manier 9 keer een abortus had opgewekt. 

Beroepsaborteurs

De ongewild zwangere vrouw kon ten tweede een illegale aborteur bezoeken. Deze beroepsaborteurs, meestal zonder medische achtergrond, hadden vaak bloeiende praktijken en waren niet moeilijk te vinden. Via via kwam je zo aan een adresje. Daarnaast plaatsten ze verhulde advertenties in vooral lokale en regionale bladen. In Amsterdam werden ook kaartjes huis-aan-huis verspreid, waarop ‘professoren’, ‘helderzienden’ of ‘masseurs’ advies aanboden over ‘elk mogelijk levensvraagstuk’, ‘huwelijk’ of ‘periodenstoringen’. Illegale aborteurs waren veelal werkzaam in steden, waar vrouwen vanuit de omliggende regio naartoe kwamen. Er zijn ook enkele gevallen bekend van aborteurs die bij hun klanten langsgingen. Historicus Cornelis Johannes Brenkman schreef in 1912 over een aborteuse die vanuit Rotterdam met een breinaald over de Zuid-Hollandse eilanden trok en bij haar klanten bleef logeren tot de abortus gelukt was. Vaak konden aborteurs leven van hun inkomsten als aborteur. Niet voor iedereen waren de inkomsten de drijfveer, soms handelden ze ook uit zuiver geweten. Abortus werd relatief vaak uitgevoerd door vrouwen: 58% van de veroordeelde aborteurs was vrouw.

Abortus bij de arts

Een derde optie was om naar een (huis)arts te gaan die illegaal abortus uitvoerde. Dit waren er waarschijnlijk niet veel en vroegen meestal een hoger tarief. Een bekende huisarts die veroordeeld werd voor het uitvoeren van abortus was W.F. Storm. In 1953 kreeg Storm, tevens tot dat moment de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH), een half jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor het uitvoeren van 3 abortussen zonder medische redenen. 

Door het verbod was abortus veel gevaarlijker dan nodig was. Artsen in het ziekenhuis werden geconfronteerd met de verwondingen die vrouwen daarbij opliepen, waardoor ze veelal huiverig tegenover abortus stonden. Toch zou de abortusdiscussie in de jaren ’60 beginnen onder artsen – daarover meer in het volgende deel van de tijdlijn. 

* Met ‘abortus’ verwijzen wij in deze tijdlijn naar ‘abortus provocatus’, oftewel het opzettelijk afbreken van een zwangerschap.
** Uit een kort gesprek met Joke, naar aanleiding van een oproep om te spreken met personen over het taboe omtrent abortus in deze periode.
*** Niet alleen vrouwen kunnen zwanger worden: dit geldt bijvoorbeeld ook voor sommige transmannen en non-binaire personen. In deze tijdlijn verwijzen wij met ‘vrouwen’ naar alle mensen die zwanger kunnen raken.

Bronnen:

Lees verder:

Onderwerpen voor verder onderzoek:

  • De invloed van de Zedelijkheidswet in de Nederlandse koloniën 
  • Het abortusdebat rond 1930 
  • De verkoop van illegale abortusmiddelen 

Jet van Swinderen, student BA History, stagiair Onderzoek & Beleid en Collecties 

Delen:

Gerelateerde artikelen