Willemijn Posthumus-van der Goot

special willemijn posthumus van der goot

Willemijn van der Goot, eerste vrouwelijke gepromoveerde econoom, studeerde economie. Een toen nog nieuwe studie aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam, waaraan zij op 9 juni 1920 begon. Op 26 maart 1926 studeerde ze af. Op 11 december 1930 promoveerde ze als eerste vrouwelijke econoom op het proefschrift De besteding van het inkomen. Het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud. Ze richtte zich in haar dissertatie op de consument. Daardoor maakte zij het aandeel van vrouwen in de economie zichtbaar. Een belangrijk instrument daarbij was de statistiek.

Feminisme

In de jaren dertig raakte Willemijn Posthumus-van der Goot betrokken bij de vrouwenbeweging. Vanwege de crisis wilden politieke partijen aan gehuwde werkende vrouwen beperkende maatregelen opleggen. Uit verontwaardiging hierover nam ze in 1934 deel aan de studieconferentie van de Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS). Daar werd besloten een jongerenbijeenkomst te organiseren om de kloof tussen de oude en de nieuwe feministische generatie te dichten. Deze Jongeren Werkconferentie vond plaats in 1935 en leidde tot de oprichting van het Jongeren Werk Comité. Hiervan werd Posthumus-van der Goot in het eerste jaar na de oprichting voorzitster. Ze verrichtte ook economisch onderzoek dat het bestaande beeld ontkrachtte dat de bijdrage van gehuwde werkende vrouwen aan het gezinsinkomen maar weinig zou zijn. Ze toonde aan dat gezinnen waarin de moeder betaald werkte, beter functioneerden dan die waarin de moeder fulltime huisvrouw was.

Willemijn Posthumus-van der Goot, collectie Atria 10000810

Willemijn Posthumus-van der Goot, 1954, © ANP, collectie IAV-Atria

Samen met Johanna Naber en Rosa Manus richtte Willemijn Posthumus-van der Goot in 1935 het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) op. Het ook in 1935 opgerichte Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) stelde twee kamers ter beschikking als onderkomen. In 1935 was de ‘eerste feministische golf‘ voorbij, en veel vrouwen die actief waren geweest in de vrouwenbeweging rond 1900 waren al oud of overleden. De 3 oprichters van het IAV vonden dat het erfgoed van vrouwen en de geschiedenis van de vrouwenbeweging behouden moesten blijven.

Historisch belang

Posthumus-van der Goot was zich van het historisch belang bewust: “Het is alsof al deze vrouwen, die elkaar vaak niet hebben gekend, elkaar soms hebben bestreden, elkaar, historisch gezien, allemaal de hand reikten. Het is eigenlijk alsof zij ook ons de hand toesteken, als wij maar even willen omkijken. We behoeven de dingen die wij in onze tijd proberen te bereiken niet alleen te doen. Zij zijn het werk begonnen, wij zetten het voort, anderen zullen het overnemen.”

Daarnaast hadden jonge feministen in de jaren dertig behoefte aan goed gedocumenteerde kennis van het verleden. Bijvoorbeeld om zich te kunnen verdedigen tegen de regering, die sinds de jaren twintig regelmatig probeerde om vrouwen te verbieden betaald werk te verrichten. Het begin van de collectie werd gevormd door 300 boeken van Rosa Manus. Een jaar later kwam daar het archief van Aletta Jacobs (1854-1929) bij, de eerste vrouwelijke arts in Nederland en beroemd strijdster voor vrouwenkiesrecht.

Vrouwelijke stem

In 1935 werd Posthumus-van der Goot ook redactrice van de vrouwenpagina in De Groene Amsterdammer. Ze gebruikte die positie ook om de vrouwenbeweging een stem te geven. In 1936 verruilde Posthumus-van der Goot De Groene voor de AVRO-radio, waar zij de leiding kreeg over de uitzendingen voor vrouwen. Radio was volgens haar heel geschikt om het ‘vrouwelijk standpunt’ uit te dragen, want via de radio konden vrouwen over alle scheidslijnen van de verzuiling heen elkaar bereiken. Ze werd bekend met haar programma Korte gesprekken van vrouw tot vrouw: anonieme vrouwen vertelden in steeds 5 minuten over een belangrijk voorval in hun leven, waarbij originaliteit en diepgang telden als criteria.

Schrijven

Toen haar werk voor de radio afnam, begon Willemijn Posthumus-van der Goot meer te schrijven. In 1946 publiceerde zij de theoretische verhandeling Statistiek en werkelijkheid, waarin ze zich bewust toont van het subjectieve en manipulatieve karakter van de statistiek, die desondanks de feitelijke werkelijkheid dicht kan benaderen.
In samenhang met haar inspanningen tot heroprichting en wederopbouw van het IAV, dat gedurende de bezetting was leeggeroofd, verscheen in 1948 het door haar geïnitieerde en samen met Anna de Waal geredigeerde feministisch historische overzichtswerk Van moeder op dochter. Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld. Het boek werd uitgegeven in het kader van de tentoonstelling De Nederlandse Vrouw, 1898-1948, ter gelegenheid van het 50-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina en het aantreden van Juliana als nieuwe koningin.

In 1961 publiceerde Posthumus-van der Goot een historisch overzicht van de vrouwenvredesbeweging onder de titel Vrouwen vochten voor de vrede. Zij schreef meer publicaties over het onderwerp, waarin het vermogen van vrouwen als moeders om vrede te stichten en te bewaren werd beklemtoond. Daarnaast was zij actief in verschillende organisaties op het gebied van vrede en internationale samenwerking.

Persoonlijkheid

Willemijn Posthumus-van der Goot was een imponerende verschijning – knap en groot van postuur -, die ongetwijfeld zekerheid heeft geput uit de connecties die zij had via haar familie en haar huwelijk met de succesrijke professor Posthumus. In interviews komt zij naar voren als een levendige en humorvolle vertelster. Op een foto ter gelegenheid van haar promotie poseert zij echt als een filmster, met vosje om haar nek. Zij behoort tot de eerste generatie van maatschappelijk actieve vrouwen, met tijdgenoten als Johanna Westerdijk, Marie Anne Tellegen, Jane de Iongh, Corrie Tendeloo en Marga Klompé, die niet alleen een carrière opbouwden, maar ook probeerden de levens van vrouwen in het algemeen te veranderen.

Opwekkende beweging

Posthumus-van der Goot bleef haar hele leven betrokken bij de vrouwenbeweging. In een interview in De Tijd van 24 januari 1972 antwoordde ze op de vraag ‘Hoe staat u tegenover de nieuwste emancipatiebewegingen ‘: “(…) Dolle Mina is een sprankelende verademing vergeleken met de felle feministische organisaties in Amerika en Frankrijk. Daar heb je bijvoorbeeld Womens’s Lib en de Torchon qui brule, beide honderd procent anti man en anti moederschap. Dat zijn ongelooflijk bittere vrouwen. De vrouwelijke interpretatie van de dingen komt bij hen niet aan bod. Zolang de Dolle Mina’s geestig blijven en zich niet door de man-Mina’s met politieke aspiraties van hun doel laten afhouden, is het een zeer opwekkende beweging.”

Uit het huwelijk met Nicolaas Posthumus (Amsterdam, 26 februari 1880 – Bussum, 18 april 1960) werd dochter Claire (1938) geboren. Claire was van 1974 tot 1998 bibliothecaris van het IIAV. Zij ontving in 1991 de Harriët Freezerring voor haar inzet voor het IIAV.

Posthumus-van der Goot overleed op 16 januari 1989. Haar crematie op 20 januari werd bijgewoond door tientallen vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging vanaf de jaren dertig.

Deze webspecial is gebaseerd op het lemma van Willemijn Posthumus-van der Goot van de hand van Mineke Bosch in 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013).

Lees verder

Delen:

Gerelateerde artikelen