Carry van Bruggen – biografie

gezicht van vr met kort krullend haar in zwart- en geeltinten

Beeld: portret Carry van Bruggen, gedeelte van affiche met aankondiging lezing over haar, © onbekend, Collectie IAV-Atria

Carry van Bruggen was schrijver, filosoof, columnist en spreker. Ze groeide op in een orthodox-Joods gezin, maar maakte zich los van het geloof. In haar werk onderzoekt ze hoe mensen zich tot elkaar en zichzelf verhouden. Haar meest gelezen werken zijn De Verlatene, Het huisje aan de sloot en Eva. Onder het pseudoniem Justine Abbing publiceerde ze onder meer Een coquette vrouw en Uit het leven van een denkende vrouw. Haar schrijversnaam komt van haar eerste huwelijk met journalist Kees van Bruggen. Ze is geboren als Carolina Lea de Haan, dochter van Izak de Haan en Betje Rubens.

Wie: Carolina Lea de Haan (Carry van Bruggen)
Geboortedatum: 1 januari 1881
Geboorteplaats: Smilde
Sterfdatum: 16 november 1932
Plaats van overlijden: Laren
Alternatieve namen: Justine Abbing, May

Het leven van Carry van Bruggen

Carry van Bruggen wordt geboren in het Drentse dorpje Smilde, maar het gezin verhuist al snel naar Zaandam. Vader Izak de Haan heeft daar verschillende functies binnen de Joodse gemeenschap. Het gezin wordt geconfronteerd met antisemitisme en armoede; twee terugkerende thema’s in het werk van Van Bruggen. Ook de Zaanse omgeving is een blijvende bron van inspiratie.

Met broer Jacob Israël de Haan heeft ze een bijzondere band. Ze zijn vlak na elkaar geboren: zij op de eerste dag van 1881, hij op de laatste. Ze worden vaak voor tweeling aangezien. In hun jeugd zijn ze sterk met elkaar verbonden, maar hun leven loopt niet gelijk op. Als jongen krijgt Jacob meer kansen op onderwijs. Na de Amsterdamse kweekschool volgt hij een juridische studie. De opleiding van Carry van Bruggen blijft beperkt tot de veel minder prestigieuze Zaanse normaalschool. Alle kennis die ze daarna opdoet, is via zelfstudie. Ze leert zichzelf onder meer Engels en Frans en verdiept zich in de klassieken. Broer en zus groeien beiden uit tot belangrijke figuren in de literaire wereld.

Na het behalen van haar onderwijzersakte begint een nieuwe fase in het leven van Van Bruggen. Ze gaat in Amsterdam wonen en werken en maakt zich los van het orthodox-Joodse geloof van haar jeugd. In deze periode ontmoet ze de op dat moment nog getrouwde journalist Kees van Bruggen. In 1904 trouwt ze met hem; waarna het echtpaar vrijwel meteen naar Nederlands-Indië vertrekt. Daar begint het schrijverschap van Van Bruggen; ze publiceert in verschillende koloniale media. Het stel verblijft slechts drie jaar in Indië, genoeg om te inspireren tot enkele Indische werken, maar een blijvende invloed op haar leven en werk is het niet.

Van Bruggens eerste grote succes komt met de roman De verlatene. Hierin beschrijft ze hoe een joods-orthodoxe vader door zijn kinderen wordt verlaten. De roman vindt veel lezers en krijgt volop aandacht in de pers, hoewel niet altijd even bemoedigend. Een uitgebreide bespreking van de invloedrijke criticus en schrijver Frans Coenen leidt tot een ontmoeting. Tussen de twee ontstaat een innige band. Haar roman Heleen: een vroege winter draagt ze aan hem op.

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog gaat Carry van Bruggen met haar twee kinderen en jongere zus Mies in Laren wonen – zonder echtgenoot. Het huwelijk is gestrand. Een van de twistpunten is dat Kees van Bruggen zich pro-Duits opstelt, wat voor Van Bruggen een gruwel is. Ze wil financieel zelfstandig zijn en neemt geen alimentatie aan, ook niet na de definitieve scheiding in 1917. Ze schrijft veel, geeft ook steeds meer lezingen. Naast het werk dat ze onder haar eigen naam uitbrengt, publiceert ze in 1915 voor het eerst ook onder het pseudoniem Justine Abbing. De romans die Van Bruggen onder deze naam uitbrengt, gaan vooral over vrouwen in botsing met de heersende normen en vooroordelen. In 1919 verschijnt het filosofische Prometheus, wat ze zelf als haar belangrijkste werk beschouwt.

Van Bruggen trouwt in 1920 met de kunsthistoricus Adriaan Pit. In deze periode brengt ze drie verhalenbundels uit die geïnspireerd zijn op haar Zaanse jeugd: Het huisje aan de sloot, Avontuurtjes en De vier jaargetijden. Deze worden door pers en publiek positief ontvangen. Het huisje aan de sloot wint de Haagsche Post-prijs van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en wordt een bestseller, met tien drukken in de eerste tien jaar.

Carry van Bruggen toont zich in de laatste fase van haar leven veelzijdiger dan ooit: ze publiceert kort na elkaar een filosofisch werk over taal, een jeugdroman en een bundeling reisimpressies. Ook is ze columnist voor het Algemeen Handelsblad. In 1927 brengt ze haar modernistische roman Eva uit, die door veel letterkundigen als haar meesterwerk wordt beschouwd. Het blijkt ook haar slotstuk. In 1928 stort ze tijdens een lezing in, uitgeput. Er volgt een periode waarin ze veel in ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen verblijft. Op 16 november 1932 overlijdt ze, na het nemen van een overdosis slaapmiddelen.

Vrouwenbeweging

Carry van Bruggen combineerde werk met moederschap. Ze wilde nadrukkelijk in haar eigen levensonderhoud voorzien; na de scheiding van haar eerste man wilde ze geen alimentatie aannemen. In haar werk bevraagt ze regelmatig de rol van de vrouw, soms als hoofdthema, zoals in Uit het leven van een denkende vrouw, soms in terzijdes, zoals in Avontuurtjes:

‘Waar staat dan toch ook geschreven, verdorie, dat alle kousen voor alle jongens van de wereld door hun zusjes moeten worden gebreid’

Ondanks die kritische houding ten opzichte van traditionele man-vrouwpatronen maakte ze nooit deel uit van de georganiseerde vrouwenbeweging. De enige rol die ze kort bekleedde, was die van voorzitster van de commissie voor letterkunde en toneel van de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913. Ze nam echter slechts aan enkele vergaderingen deel, volgens schrijfster Annie Salomons, die ook in de commissie zat. Het paste niet bij haar karakter, concludeerde zij.

Interviews met Carry van Bruggen

Er wordt vaak gezegd dat er slechts één interview met Carry van Bruggen bekend is. Dit in navolging van het kwartaaltijdschrift De Engelbewaarder, dat in 1978 een special uitgaf over Van Bruggen waar nog altijd veel op terug wordt gegrepen. Het interview dat in deze special is gepubliceerd, stond oorspronkelijk in Den Gulden Winckel in 1915 en laat de schrijfster zien aan het begin van haar carrière. Er is echter nóg een interview te achterhalen: in De Hollandsche Revue in 1923, in de rubriek Dameskroniek. Ze is daarin echter niet veel aan het woord: het is vooral een verzameling indrukken van de interviewer. Er wordt vermeld dat het gesprek gaat over ‘haar kinderen, haar man, haar lieve, oude Vadertje, nu al 83 jaar en nog zóó kras en flink, van haar moeder, reeds lang overleden, van Minou, de poes, de verklaarde lieveling van het huis.’

De interviewer benadrukt vooral de huiselijke kant van Van Bruggen, de thee die ze schenkt, de kaassoufflés die ze zegt te gaan maken, maar heeft het toch ook over ‘de diepe kameren van haar rijk gemoed’. Het interview is ondertekend met E.B., waarschijnlijk Emmy Belinfante-Belinfante, die in latere edities van de Dameskroniek vermeld staat als redacteur.

Wars van hokjes

Carry van Bruggen sprak zich in de tweede helft van haar carrière steeds nadrukkelijker uit tegen de mal waarbinnen mensen op grond van één kenmerk werden geplaatst. In het filosofische werk De zelfvermomming des absoluten (1922) spot ze bijvoorbeeld met de gewoonte om in kunst het ‘specifiek-Joodse’ of ‘specifiek-vrouwelijke’ aan te wijzen, ze noemt dit ‘hocus pocus’.

In een column in De Telegraaf in 1926 schrijft ze zelfs dat ze bezig is met een boek over ‘de vrouwelijke kwestie’, waarvoor ze bezig is een collectie aan te leggen met tegenstrijdige uitingen over vrouwen, zoals ‘vrouwelijke roekeloosheid’ naast ‘vrouwelijke schroom’ en ‘vrouwelijke wreedheid’ naast ‘vrouwelijk mededogen’. Het boek is er nooit gekomen.

Ook in haar latere lezingen laat Carry van Bruggen regelmatig merken dat ze niets ziet in het onderscheid tussen man en vrouw. In een lezing in 1925 stelt ze geen scheidslijn te willen zien tussen mannen en vrouwen, maar ‘deze alleen te willen beschouwen opgenomen in de hogere eenheid, die de mensheid is’. Uit andere krantenverslagen blijkt dat zij verschillende malen een lezing heeft gegeven met de titel ‘Enige vrouwenfiguren uit mijn boeken’, waarin ze zegt dat die vrouwen evengoed mannen hadden kunnen zijn: ze beschrijft het algemeen menselijke. Ook gaf ze lezingen onder de titel ‘De opheffing der vrouw’, waarmee ze volgens de verslaggeving bedoelde, dat de vrouw verdwijnt om in de eerste plaats mens te zijn.

Deze uitspraken hebben niet kunnen verhinderen dat Carry van Bruggen in leven en werk regelmatig juist uitdrukkelijk wordt getypeerd als ‘vrouwelijk’ en ‘Joods’, zoals vele recensies en In memoria laten zien.

Door: Renate Sun-Louw, tekstschrijver, redacteur, schrijftrainer
www.overliteratuur.nl

Bronnen

Genoemde verslagen lezingen

Publicaties van Carry van Bruggen

Publicaties over Carry van Bruggen

  • Mies de Haan – Carry van Bruggen, mijn zuster (1959)
  • M.A. Jacobs – Carry van Bruggen. Haar leven en literair werk. (1962)
  • Jan Fontijn en Diny Schouten – Carry van Bruggen. Een documentatie. Eerste editie: De Engelbewaarder, kwartaalschrift (1978) Tweede editie 1985.
  • Ruth Wolf – Van alles het middelpunt. Over leven en werk van Carry van Bruggen. (1980)
  • J.M.J. Sicking – Overgave en Verzet. De levens- en wereldbeschouwing van Carry van Bruggen (1993)
  • Madelon de Keizer – De dochter van een gazan. Carry van Bruggen en de Nederlandse samenleving 1900-1930. (2006)
  • Barber van de Pol – Er is geen ander zijn dan anders zijn. Denken met Carry van Bruggen. Amsterdam (2020)

 

Delen:

Gerelateerde artikelen