Het vrouwenlichaam en het medisch-wetenschappelijk onderzoek – deel 1

anatomie van een jonge vrouw heinrich hasselhorst

Aan de achtergestelde positie van het vrouwenlichaam als onderzoeksobject, binnen de medisch-wetenschappelijke wereld, gaat een hele geschiedenis vooraf. Maar hoe zit dat precies? Om hierachter te komen zal in vogelvlucht deze geschiedenis (vanuit Europees perspectief) besproken worden. Deel I behandelt de periode tussen de Oudheid en de Middeleeuwen. Deel II behandelt de periode tussen de Vroegmoderne Tijd en de 21e eeuw.

De COVID-19-pandemie maakte het weer eens duidelijk. Binnen de medisch-wetenschappelijke wereld wordt van oudsher het mannelijk lichaam als zogenaamde gouden standaard gebruikt. Zo waren het voornamelijk vrouwen die bijwerkingen ondervonden na het krijgen van bepaalde coronavaccins. Onderzoek van het platform voor onderzoeksjournalistiek Investico meldt dat er tijdens de belangrijkste testfasen van deze vaccins door de farmaceuten weinig tot niet is uitgesplitst naar sekse. Hoewel er aan deze verschillen zeker de laatste jaren steeds meer aandacht wordt besteed, zorgt een nieuw ziektebeeld als COVID-19 ervoor dat we weer terugschieten in oude patronen en methoden. Dit voorval staat zeker niet op zichzelf.

‘Uyt den man genomen is’

In den beginne was daar het Oude Testament. God schiep de wereld en ook de eerste mens: Adam. Een man. Uit zijn rib ‘ontstond’ Eva. Een vrouw. Eva was het vlees van zijn vlees en het been van zijn been. Vlak nadat Eva ‘uyt den man genomen’ is, begaat ze al haar eerste zonde: ze eet van de verboden vrucht en haalt Adam over dit ook te doen. God besluit dat beide hiervoor gestraft moeten worden. Tegen Eva spreekt hij de betekenisvolle woorden:

‘Ick sal seer vermenichvuldigen uwe smerte, namelijck, uwer dracht; met smerte sult ghy kinderen baren: ende tot uwen man sal uwe begeerte zijn, ende hy sal over u heerschappye hebben.’

(Vroegmoderne Nederlandse bijbelvertaling)

De misogyne denkbeelden in het Oude Testament zijn echter niets nieuws. Wat interessanter is, is dat de vrouw een secundaire rol speelt binnen het scheppingsverhaal. Adam was immers de eerste mens. Eva kwam als tweede én ontstond uit zijn lichaam. De vrouw was dus, fysiek gezien, een afgeleide van de man.

schilderij de schepping van eva van veronese paolo caliari

Paolo Veronese (c. 1565 – 1575): De schepping van Eva, Public domain, via Wikimedia Commons

Klassieke bronnen

Het was niet alleen het christendom dat dit idee zou verspreiden. Delen van het werk van de beroemde Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) dragen een soortgelijke visie uit. Volgens filosoof Tineke Melkebeek was hij de eerste die een werkelijk gewichtige theorie ontwikkelde over de superioriteit van het mannelijk geslacht ten opzichte van het vrouwelijk geslacht. De vrouw was volgens hem van nature ondergeschikt en haar rede bezat geen autoriteit.

Waarom dit precies zo was, blijft hij ons verschuldigd, maar Melkebeek denkt dat dit te maken zou kunnen hebben met de fysieke aard van de vrouw. Aristoteles zag de vrouw namelijk als een onvolmaakte en defecte man. Zo was het hebben van borsten zo’n defect, dat duidde op slap weefsel rondom de borstspieren. Ook was haar rol tijdens het voortplantingsproces strikt passief. Het mannelijk zaad was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de foetus. De vrouwelijke bijdrage hieraan was enkel haar menstruatiebloed dat zij na de bevalling weer zou ‘uitstoven’. Dit bloed was volgens Aristoteles uitermate geschikt om ‘gevormd’ te worden door het zaad. Van daaruit zou uiteindelijk een kind  groeien.

Gelijkvormig maar niet gelijkwaardig vrouwenlichaam

Het beeld van de vrouw als onvolmaakte man, is in de medisch-wetenschappelijke wereld tot ver in de Vroegmoderne Tijd, dominant gebleven. Dit idee is echter door de jaren heen telkens op een ietwat andere manier uitgedragen. Zo blijkt uit de geschriften van twee  bekende klassieke medici, de Griekse Hippocrates (c. 460-370 v.Chr.) en de Romeinse Galenus (129-c. 200), dat zij beide veronderstelden dat mannen en vrouwen fysiek gezien, gelijkvormig waren.

Volgens Hippocrates waren de geslachtsorganen van de vrouw zelfs hetzelfde als die van de man. Het verschil was alleen, dat alles wat zich bij de man uitwendig bevond, zich bij de vrouw inwendig bevond. Galenus stelde op zijn beurt weer, dat wanneer de geslachtsdelen van de vrouw naar buiten werden gedraaid, en die van de man naar binnen, ze fysiek gezien, precies hetzelfde zouden zijn. De vulva werd dan een inwendige penis, de schaamlippen de voorhuid, de baarmoeder een binnengekeerde scrotum en de eierstokken de testikels. Deze noemde hij de ‘vrouwelijke testikels’.

Het idee van fysieke gelijkvormigheid betekende echter niet dat mannen en vrouwen ook daadwerkelijk fysiek gelijkwaardig waren. Zo kan uit het werk van Galenus opgemaakt worden dat de vrouwelijke geslachtsorganen, misschien wel qua vorm gelijk waren aan de mannelijke geslachtsorganen, maar deze niet waren doorontwikkeld. Ze waren blijven steken in een fase van onvolkomenheid. Wanneer ook de vrouwelijke geslachtsorganen zich naar ‘buiten’ zouden keren, zou ook de vrouw de staat van perfectie behalen.

Belangrijk om hierbij nog te vermelden is dat in Europa tot ver in de Middeleeuwen het ontleden van mensen verboden was. Medici en wetenschappers moesten om anatomische kennis van het menselijk lichaam te kunnen vergaren, dieren ontleden. Deze bevindingen werden dan geprojecteerd op hoe zij dachten dat de mens er van binnen uit zou zien. Zo zijn de medische theorieën van Galenus, bijvoorbeeld, bijna volledig geïnspireerd op de ontleding van apen, varkens en geiten.

Galenus ontleed een aap

Galenus ontleed een aap, Veloso Salgado (1906), Public domain, via Wikimedia Commons

Humorenleer

Waarom de geslachtsorganen bij de vrouw nou juist van binnen zaten was maar lastig te verklaren. Veelal werd er verondersteld dat dit was om deze organen te beschermen tegen de koude en natte natuur van de vrouw. Dit idee was afkomstig uit de humorenleer – ooit bedacht door Hippocrates – en door Galenus verder ontwikkeld. Deze leer ging ervan uit dat het evenwicht tussen de vier humores of lichaamssappen (bloed, slijm, gele en zwarte gal) de menselijke natuur beïnvloedde. Ieder mens bezat ze alle vier, maar één was dominant. Het dominante sap bepaalde het karakter van de mens. Veel zwarte gal zorgde bijvoorbeeld voor een melancholisch temperament, waarbij iemand passief en neerslachtig was, terwijl bloed diegene sanguinisch maakte, oftewel energiek en vurig.

Niet geheel toevallig was bloed een typisch mannelijk lichaamssap, net als gele gal (ambitieus, driftig en gepassioneerd). Deze hadden een warme aard. Terwijl zwarte gal en slijm (rationeel, overpeinzend en stoïcijns) typisch vrouwelijke lichaamssappen waren. Deze hadden een koude aard.

Deze hierboven besproken theorieën zijn zeer lang toonaangevend gebleven. Hippocrates wordt nog steeds beschouwd als de invloedrijkste medicus van vóór de Middeleeuwen. Terwijl Galenus wordt gezien als de belangrijkste medicus tot het einde van de Middeleeuwen. In de zestiende eeuw kwam daar echter een nieuwe autoriteit bij: de Vlaamse anatomist Andreas Vesalius (1514-1564).

 Andreas Vesalius ontleedt een lichaam

Andreas Vesalius ontleedt een lichaam, Edouard Hamman (1819-1888), Public domain, via Wikimedia Commons

Vesalius en zijn anatomische lessen

Vesalius schreef in 1543 zijn beroemde anatomische handboek De humane corporis fabrica. De Fabrica was een poging om het werk van de klassieke medici te verbeteren en tegelijkertijd aan te vullen met prachtige illustraties en prenten. In de tijd waarin Vesalius leefde versoepelden de restricties op menselijke ontleding langzaam. Aan de Italiaanse universiteit waar hij werkzaam was had de Vlaamse anatomist veel vrienden die het strafrecht beoefenden. Via hen kreeg hij toegang tot de lichamen van reeds geëxecuteerde criminelen. Door het ontleden van deze lichamen werd voor hem duidelijk, dat het werk van de klassieke medici toch niet zó onaantastbaar was, als men eeuwenlang had verondersteld.

Zo ontdekte Vesalius steeds meer verschillen tussen zijn eigen anatomische onderzoek en dat van de klassieken. In plaats van te blijven vertrouwen op hun autoriteit, waar hij voorheen veel respect voor had, werd het hem duidelijk dat het lichaam het beste bestudeerd kon worden vanuit eigen observaties. De waarheid lag immers in het lichaam zelf en niet in oude geschriften. Een belangrijk omslagpunt binnen de medisch-wetenschappelijke wereld.

Het vrouwenlichaam volgens Vesalius

Vesalius en zijn studenten vergaarden anatomische kennis door het ontleden van geëxecuteerde criminelen. Het gevolg hiervan was echter dat er veel meer mannen op zijn snijtafel terecht kwamen dan vrouwen. De meeste criminelen waren immers man. Toch weten we zeker dat Vesalius in zijn leven in ieder geval 6 vrouwen heeft ontleed. Van deze 6 lichamen werden er 3 gebruikt voor demonstraties. Deze waren daarom niet goed bruikbaar voor verder wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast waren er 2 lichamen niet geschikt, omdat deze al te ver vergaan waren. Er bleef dus maar 1 vrouwenlichaam over dat puur en alleen voor de medische-wetenschap gebruikt kon worden.

Helemaal achterin (!) Vesalius’ Fabrica zijn de bevindingen van deze secties kenbaar gemaakt. Dit gebeurde aan de hand van bescheiden beschrijvingen en gravures. Een van deze gravures stelt de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen voor. Deze worden, nog steeds, verbeeld als de naar binnen gekeerde geslachtsorganen van de man. Zo is bijvoorbeeld de baarmoederhals of cervix uteri [M] gevestigd rondom het gebied waar bij de man de penis begint. Ook tekstueel vallen de overeenkomsten op. De eierstokken of testes muliebres noemt hij de vrouwelijke testikels [O.O], net zoals Galenus 1000 jaar eerder al deed.

tekening van inwendige geslachtsorganen van de vrouw

De inwendige geslachtsorganen van de vrouw in Andreas Vesalius’ De humani corporis fabrica (1543)

Ondanks het feit dat Vesalius, met betrekking tot de vrouwelijke geslachtsorganen, niet erg was opgeschoten en nog steeds de klassieke visie van onder andere Galenus aanhing, maakte zijn Fabrica en zijn vernieuwde manier van anatomisch onderzoek doen veel indruk op de Europese medisch-wetenschappelijke wereld. Ook in ons eigen land. Toen in 1575 de eerste universiteit van de Noordelijke-Nederlanden in Leiden opende, kreeg deze al vrij snel een eigen anatomisch theater. Hier zouden zowel dieren- als mensenlichamen ontleed gaan worden. Wat volgde was een verschuiving van Italië naar Leiden als centrum van de anatomie. Deze verschuiving zou echter wél grote gevolgen gaan hebben voor het onderzoek naar het vrouwenlichaam.

Lees verder in deel 2

Meer lezen?

Beeld bovenaan: anatomie van een jonge vrouw, Heinrich Hasselhorst (1825–1904), Public domain, via Wikimedia Commons

Cleo Bouwman, masterstudent Cultuurgeschiedenis van modern Europa, stagiair Collecties

Atria’s bibliotheek en archief in hartje Amsterdam herbergen één van de grootste collecties over vrouwen, gender en diversiteit wereldwijd. De rubriek In het nieuws reageert op actuele thema’s en ontwikkelingen vanuit relevante documentatie en publicaties binnen de collectie.

Delen:

Gerelateerde artikelen