#AtriaPolitiek: Deeltijdwerk en gendergelijkheid
Het beleidsonderzoek ‘De(el)tijd zal het leren’ geeft een goed overzicht van de belangrijkste mechanismen die spelen rondom deeltijdwerk. Atria is blij dat het rapport deeltijdwerk analyseert in relatie tot verlofregelingen, sociale normen en de taakverdeling in huis.
In ons recente onderzoeksrapport ‘Vrij om te kiezen?’ hebben wij aandacht besteed aan deeltijdwerk, de rol van sociale normen en zijn we ingegaan op kansen om de taakverdeling bij heteroseksuele stellen gelijker te maken. Gezien het belang van deeltijdwerk voor gendergelijkheid, geven wij een aantal aanbevelingen aan de Tweede Kamer voor (gendersensitief) beleid om deeltijdwerk in te zetten als emancipatie-instrument.
Een echte oplossing voor het stimuleren van gendergelijkheid (en het verkleinen van tekorten in zorg en onderwijs) is een commitment tot het aanzetten van mannen om echt hun steentje in het huishouden bij te dragen en daarvoor uren betaalde arbeid in te leveren. Zo kunnen stellen gewerkte uren eerlijker verdelen. En wordt bijgedragen aan een herwaardering van (betaald en onbetaald) ‘zorgen’ als belangrijk en essentieel voor onze maatschappij.
Erken de waarde van onbetaalde arbeid
Atria vindt het positief dat het onderzoek erkent dat deeltijdwerk samenhangt met het verrichten van huishoudelijke taken en zorg. Sterker nog, de tijd en energie die dit kost, is de reden dat veel vrouwen kiezen voor een deeltijdbaan. Zo lezen we in het rapport dat 97% van de vrouwen met kinderen de zorg voor de kinderen als motief noemt om te kiezen voor een deeltijdbaan. En dat de totale ‘verplichte tijd’ (tijd die men besteedt aan activiteiten in het kader van onderwijs, betaald werk of ten behoeve van het huishouden of de zorg voor
kinderen) voor mannen en vrouwen in Nederland vrijwel gelijk is.
Het is goed dat het rapport deze onbetaalde arbeid ziet, maar dit vertaalt zich nog niet naar beleid en beleidsaanbevelingen. Zo schrijft de minister in zijn reactie op vragen van de Kamer dat een uitbreiding van de deeltijduren in de zorg en het onderwijs zou kunnen bijdragen aan het verminderen van de tekorten en het borgen van de kwaliteit van onze verzorgingsstaat. Maar de verzorgingsstaat staat op een fundament van vrouwen die onbetaald boterhammen smeren, wassen draaien, kinderen ophalen en eten koken naast hun deeltijdbaan.
Ontwerp beleid dat vrouwen onbetaalde arbeid uit handen neemt
We vinden dat het rapport in de beleidsaanbevelingen niet genoeg rekening houdt met de onbetaalde arbeid van vrouwen. Zolang beleid uitgaat van de aanname dat vrouwen door middel van financiële prikkels meer betaald zullen gaan werken, zal gendergelijkheid niet behaald worden. Voor vrouwen zal een groter contract aantrekkelijk zijn als hun (onbetaalde) werk (deels) uit handen genomen wordt. Uit onderzoek van Atria blijkt ook dat jongvolwassen vrouwen het werk van hun partner zien als het grootste obstakel voor een gelijke taakverdeling. Dit wordt ook duidelijk in het rapport. Bijna 8 op de 10 in deeltijdwerkende vrouwen zou onder voorwaarden meer willen werken.
Deze voorwaarden hebben allemaal te maken met het verlichten van hun zorgtaken in huis. Toch bieden de aanbevelingen in het rapport en de kabinetsreactie geen afdoende oplossing voor alle zorgtaken die vrouwen doen. We weten dat de onbetaalde arbeid bij heteroseksuele stellen, met name die met kinderen, zeer ongelijk verdeeld is. Een logische manier om gendergelijkheid te bewerkstelligen is dus door mannen te stimuleren meer werk in huis te doen. Zorgdragen voor huishouden en de kinderen is moeilijk te combineren met een voltijdbaan. Een eerlijke verdeling van taken thuis hangt samen met een eerlijke verdeling van het aantal betaalde uren.
Atria roept het kabinet op te stoppen met het problematiseren van deeltijdwerk
Het kabinet benadrukt “dat mensen vrij zijn om hun eigen afweging te maken tussen de voor- en nadelen van meer of minder werken, zodat hun urenkeuze past bij hun eigen situatie en voorkeuren.” Tegelijkertijd wordt alleen deeltijdwerk geproblematiseerd. Zo wordt het als een ‘ongewenst automatisme’ gezien dat twee derde van de startende vrouwen op de arbeidsmarkt in deeltijd werkt, terwijl slechts een derde van de mannen dit doet. Wij stellen dat het ook een ongewenst automatisme is dat weinig mannen voor deeltijdwerk kiezen. Zeker als we vrouwen in de zo cruciale sectoren als de zorg willen stimuleren om meer te gaan werken, moeten we af van het taboe van deeltijdwerk bij mannen.
Het onderzoek laat zien dat deeltijdwerk sinds de eeuwwisseling als een probleem wordt neergezet. Een van redenen daarvoor is het financiële risico dat samenhangt met het hebben van een kleine deeltijdbaan. Een grote deeltijdbaan, echter, leidt in vrijwel alle gevallen tot financiële onafhankelijkheid. Het kabinet zou dan ook niet deeltijdwerk an sich moeten problematiseren, maar financiële afhankelijkheid.
Zet in op een sociale normverandering bij mannen
Het onderzoek signaleert terecht dat sociale normen een belangrijke rol spelen en dat deze door beleid te beïnvloeden zijn. We zien echter dat de voorstellen voor publiekscampagnes zich grotendeels richten op vrouwen, terwijl uit onderzoek blijkt dat juist mannen in hun keuze voor het aantal uren werk zich sterker laten leiden door sociale normen dan vrouwen.
Als we gendergelijkheid nastreven en als we willen dat mannen vrij zijn hun eigen keuze te maken, moeten beperkende sociale normen bij hen veranderen. Effectieve publiekscampagnes richten zich ook op zorgende en zorgzame mannen. In de eerste plaats gaat het daarbij om een gelijke taakverdeling in huis en een gelijke urenverdeling op het werk. (‘Ga allebei 1 dag minder werken in plaats van zij 2 dagen minder’). Daarnaast is het belangrijk dat ook mannen bij studiekeuze worden gestimuleerd om van de norm af te wijken en voor zorg- of onderwijsrichtingen te kiezen. Zo dragen publiekscampagnes ook bij aan het normaliseren van mannen die werken in de zorg en in het onderwijs. Dit is goed voor mannen en vrouwen.
Beleidsvoorstellen zijn ontoereikend voor lage inkomensgroepen
Het onderzoek laat zien dat vrouwen gevoeliger zijn voor financiële prikkels (dit komt omdat zij vaak minder te besteden hebben). In een van de beleidspakketten staat de suggestie om de toeslag voor alleenstaande ouders in het kindgebonden budget met 1500 euro te verlagen. Juist eenoudergezinnen (vaak alleenstaande moeders) zijn kwetsbaar. Van de eenoudergezinnen met minderjarige kinderen, veelal bestaande uit vrouwen, moest in 2018 21% van een laag inkomen rondkomen. Meer kennis over de problemen waar deze
groep tegenaan loopt en wat deze vrouwen nodig hebben is noodzakelijk.
Ook de recent ingevoerde regeling rondom ouderschapsverlof zal te weinig impact hebben op lage inkomensgroepen. Ouderschapsverlof is een zeer goede maatregel om te komen tot een meer gelijke taakverdeling. Als mannen meer taken in huis gaan uitvoeren, zien we dat hun opvattingen over moederschap en gender minder traditioneel worden. Daarbij draagt het bij aan een gelijker speelveld op de arbeidsmarkt voor mannen en vrouwen. Echter, ouderschapsverlof wordt tot 70% uitbetaald. Dit betekent dat het voor veel mensen met lage inkomens niet financieel haalbaar is om gebruik te maken van deze regeling. Dat terwijl juist onder deze gezinnen mensen met traditionele denkbeelden, stellen met ongelijke taakverdelingen, en financieel afhankelijke vrouwen ruim vertegenwoordigd zijn. Juist de vaders die we het meeste willen stimuleren om tijd met hun kind door te brengen, zullen geen gebruik kunnen maken van het ouderschapsverlof.
Dit webartikel is gebaseerd op een brief van Atria aan de vaste Commissie voor SZW ten behoeve van een debat over arbeidsmarktbeleid op 20 oktober 2022. Op de agenda staat o.a. de kabinetsreactie op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Deeltijdwerk “De(el) tijd zal het leren” (kamerstuk 29 544, nr. 1006)
Foto van Ēriks Irmejs op Unsplash