Uit het kampreceptenboek van Lizzy van Dorp …
… werd nooit gekookt omdat de ingrediënten in de Japanse kampen helemaal niet beschikbaar waren. Het kwam tot stand door het collectief van gevangen vrouwen die hunkerden naar de normaliteit waarin hun koloniale eetcultuur de basis vormde. Samen met de dagboekaantekeningen van Van Dorp vormen deze documenten de complementaire kleuren van een deel van ons koloniaal verleden.
Lizzy van Dorp
Elisabeth Carolina van Dorp, geboren in 1872, was een van de eerste vrouwen die in Nederland als advocate, econome en politica tot dan toe door mannen gedomineerde terreinen betrad. Van Dorp had in 1907 de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht opgericht en in 1937 een Engelstalige economische monografie in Londen gepubliceerd en was van plan na de oorlog naar de Verenigde Staten te gaan om daar verder te publiceren over economische theorie. In 1940 reisde ze naar toenmalig Nederlands Indië. Ze had de hoop dat de Tweede Wereldoorlog aan de Nederlandse kolonie voorbij zou gaan. In 1942 belandde ze als één van ongeveer 100.000 Indo-Europese en Europese burgers in verschillende Japanse kampen op Java. Zij stierf, als 73-jarige, volledig verzwakt, op 6 september 1945, twee weken na de Japanse capitulatie, in kamp Banjoe Biroe. Haar archief is integraal digitaal toegankelijk
Recepten voor de toekomst
In Van Dorps nalatenschap bevond zich een receptenbundel. Die had zij van haar kampgenoten voor haar 72ste verjaardag op 5 september 1944 cadeau gekregen. De bundel bestaat uit losse blaadjes; een samenraapsel van papier dat in die tijd schaars was, zoals hergebruikte enveloppen, pagina’s uit boeken, handleidingen of formulieren. Sommige recepten werden gezamenlijk opgeschreven of later van commentaar voorzien, zoals blijkt uit verschillende handschriften in een en hetzelfde recept.
Wie denkt dat het kampreceptenboek weergeeft wat mensen in de kampen aten, heeft het grondig mis. Er kwamen vooral ingrediënten in voor die in de kampen juist ontbraken: melk, kaas, eieren, vlees, fruit, koekjes en toetjes. Een willekeurige pagina uit het kookboek vermeldt recepten voor mie, bami, tomaten met haring, kaasbiscuit, kaascrackers, kippensoep belazer (met kokosmelk), kaas- en hamcroûte, kwark en vogelnestjes (spiegeleieren in een ring van vlees).
Het verzamelen van recepten was een collectieve en sociale bezigheid waarmee vrouwen de illusie van de alledaagsheid en de tijdelijkheid van het kampbestaan in stand hielden en hun constant hongergevoel sublimeerden. Door te praten en te schrijven over wat ze lekker vonden en hoe ze dat zouden bereiden, hoe ze de tafel zouden dekken en gezamenlijk van allerlei heerlijk eten zouden smullen, koesterden de vrouwen hun hoop op een toekomst in vrijheid zonder honger. Van Dorps kampkookboek spiegelt een koloniale eetcultuur die in schrijnend contrast staat met de aantekeningen in haar kampdagboeken.
Honger, honger, honger
Vanaf september 1943 leefde Van Dorp in het Europees kamp Tjihapit II in Bandung, West Java, dat onderdak bood aan 13.000 mensen. Gekookt werd er in gezamenlijke gaarkeukens of onder de vrije hemel op een wadjan (wokpan), zoals ook de afbeelding op haar kampkookboek laat zien. In haar dagboek schreef zij op haar verjaardag in 1944: ‘Ik heb nu gelukkig geleerd zelfstandig te koken, waar ik heel trotsch op ben!’ Zij noteerde ook de dagelijkse portie voedsel:
200 gr. brood, 90 gr. rijst, af en toe een paar stengeltjes selderij, op medisch voorschrift ¼ l melk, 1 ons suiker per week, soms een beetje koffie, olie of een kleine hoeveelheid meel.
In januari 1945, zij was inmiddels overgeplaatst naar kamp Ambarawa 9 in de buurt van Semarang, was de toestand aanmerkelijk verslechterd. ‘Wij allen vinden het leven hier steeds ondragelijker,’ schreef van Dorp in die maand in haar dagboek. ‘Het hoofdgevoel is honger, honger, honger. Steeds verlangen naar den volgenden maaltijd, en steeds den wetenschap dat men dan even hongerig zijn zal. Al het voedsel bestaat in een portie rijst van 95 gram met een klein schepje groente en een broodje dat volslagen ongaar is. Iedereen wordt zwakker en zwakker. Door het tekort aan suiker (+/- 350 gram per maand) kunnen wij nauwelijks meer lopen. Vruchten bijna nooit, bijvoorbeeld een zuur ramboetantje (lychee) of nangka (Jackfruit), een heerlijke vrucht! De extra tomaat is ook afgelopen! Ik krijg alleen nog een beetje melk.’
Slakkensoep
In mei 1945 werden alle vrouwen en kinderen uit Ambarawa opnieuw verdeeld over andere kampen. Van Dorp kwam terecht in kamp 10 in Banjoe Biroe, tien kilometer verwijderd van kamp Ambarawa. Een militair kamp met gevangenisruimtes en barakken, nog meer zieken en nog minder eten. 5.400 mensen zaten hier opgesloten. Na haar aankomst in Banjoe Biroe berichtte Van Dorp in haar dagboek over bijna dagelijkse begrafenisstoeten vanuit het kamp.
Zijzelf belandde weer in het ziekenhuis en vanaf dat punt gaan haar laatste notities alleen nog maar over eten. Zo noteerde zij op 25 mei 1945 dat zij een overheerlijke slakkensoep had gegeten. Haar laatste aantekeningen gaan over een verhuisbericht van haar broer uit juli 1945, verstuurd via het Rode Kruis. In augustus vervaardigde zij twee noodvolmachten waarin zij de inhoud van haar kamptas via overlevenden wenste bij haar broer in Nederland terug te laten bezorgen. Deze handtas zat vol documenten, gebruiksvoorwerpen en haar laatste verjaardagscadeau, het kampreceptenboek. De kamptas bereikte haar familie in Nederland twee jaar na de oorlog. In 1999 werd de tas, samen met de rest van Van Dorps nalatenschap, opgenomen in de collectie IAV, nu beheerd door Atria.
Susanne Neugebauer maakte het persoonsarchief van E.C. Van Dorp toegankelijk. Deze blog is gebaseerd op een lezing die zij hield op 12 juni 2014, de verjaardag van Anne Frank en de internationale Dag van het Dagboek.