Pleidooi voor stoere mannen
In dit Jaar van verzet, pleit voor ik voor stoere mannen. Mannen die hun spierballen tonen voor een maatschappij vrij van vastgeroeste genderpatronen. En met spierballen tonen bedoel ik niet dat we met z’n allen René van der Gijp voor zijn muil moeten slaan – hoe aanlokkelijk dat ook klinkt. Nee, met spierballen tonen bedoel ik dat mannen de nuance opzoeken, kritiek niet persoonlijk opvatten en zich niet laten leiden door archaïsche eergevoelens.
Harde kern
Ik vroeg me af wat er omging in de hoofden van de ‘harde kern’ Ajax-supporters toen ze in april de spelersbus tegenhielden, na een verloren wedstrijd om het kampioenschap tegen PSV. Waarom waren deze mannen zo boos? Kale en Kokkie, twee markante commentatoren met dito bijnaam op AT5, sloegen de spijker op z’n kop: ‘Beschamend en vernederend.’ Gezichtsverlies dus, eerverlies. Om dat verlies ongedaan te maken reageert een grote groep mannen agressief op de boosdoeners; het elftal van Ajax. De spelersbus wordt omsingeld en de bus krijgt klappen. ‘Uitstappen!’ Directeur Edwin van der Sar moet in gesprek tot de gemoederen bedaren. De woedende reactie van de supporters verloopt geheel volgens de normen van het begrip toxic masculinity. Toxic masculinity gaat er vanuit dat mannen zijn aangeleerd hun kwetsbaarheid te verbergen en (seksueel) agressief gedrag te vertonen – ‘stoer’ gedrag – omdat dat mannelijk zou zijn. Huilen of je kwetsbaar opstellen is er niet bij. Woede is de enige toegestane emotie.
“Het is voor een man niet bon ton om toe te geven dat hij kwetsbaar is”
De supporters vatten het verlies van hun club persoonlijk op. Voor die-hard-fans is Ajax onderdeel van hun identiteit, en die wordt door het verlies geschonden. Mijn voetbalinteresse gaat niet verder dan een paar potjes Fifa met mijn vriendin – die overigens beter is – maar ik snap de frustratie van het verliezen. Wat ik niet snap is het moeten vergelden van dat verlies om de eer te redden. Veel stoerder zou het zijn als supporters iets zouden zeggen als: ‘Ik heb jullie voor niets aangemoedigd, mijn hoop was onterecht en dat maakt me verdrietig. Dat ik het fout had maakt mij kwetsbaar omdat ik er niets aan kan doen.’ Ik denk dat mannen, supporter of niet, te bang zijn om iets dergelijks te zeggen. Het is voor een man niet bon ton om toe te geven dat hij kwetsbaar is, dat hij iets moeilijk vindt of dat hij zijn mening heeft veranderd. Als man wordt verwacht dat je ten strijde trekt, dat je domineert in plaats van een stap terug of opzij zet. Dat deze opvatting nog steeds leeft, vind ik ontzettend jammer.
Onvrijwillig
De strijd die mannen menen te moeten leveren doet me denken aan een archaïsche vorm van eerherstel: het duel, waarbij mannen een belediging of vernedering met ritueel geweld vereffenen. Jammer genoeg behoort het duel niet tot het verleden. Op 23 april jl. stuurde de Amerikaanse student Alek Minassian zijn bestelbus een stoep op in Toronto en reed 10 voetgangers de dood in. 16 mensen raakten gewond. Het motief? Wraak voor de vernedering van ‘onvrijwillig celibatair’ zijn, van het Engelse Involuntary celibate ook wel afgekort tot incell. Met de aanslag heeft een onvrijwillig celibataire man zijn vernedering uit willen vlakken door geweld te plegen tegen onschuldige mensen die onderdeel uitmaken van de maatschappij, tegen de ‘Chad en Nancy’s’ die wel seks kunnen hebben en, in de ogen van de aanslagpleger, geen vernedering hoeven ondergaan.
“Toxic masculinity plaveit de weg naar geweld”
Dader Alek Minassian was actief op het Incell-forum, waar naar eigen zeggen onvrijwillig celibataire mannen hun problemen bespreken. Het feit dat dit forum bestaat vind ik goed, want het biedt de mogelijkheid voor mannen om hun gevoelens te uiten. In dit licht is het ook interessant dat een vrouw aan de basis staat van dit forum. Juist om een gevoel te bespreken, eenzaamheid in dit geval, richtte ze een site op. In een tekst gebruikte ze de term involuntary celibate. Nadat ze het beheer overdroeg werd de term een stopwoord voor verongelijkte mannen en transformeerde de site tot een forum waar incells hun woede kenbaar maakten en op wraak zonnen. Helaas zie je ook hier dat met name gevoelens van boosheid worden geuit, en dat de groepsdynamiek aanzet tot agressie. Dezelfde dynamiek zie ik in groepen mannen onderling, zoals bij de Ajax-supporters. Het blijft lastig, zeg ik ook uit eigen ervaring, om je als man tussen een groep mannen kwetsbaar op te stellen. Je kan betogen dat de aanslagpleger niet goed bij zijn hoofd is, wat zeer zeker het geval is, maar dat vlakt de invloed van toxic masculinity niet uit. Toxic masculinity plaveit de weg naar geweld. In dit opzicht vind ik het vreemd dat de AIVD geen onderzoek doet naar vrouwenhaat, terwijl Trouw woensdag aantoonde dat er ook Nederlandse mannen op het incell-forum posten en daar ook een gewelddadig voornemen tussen zat.
Tranen
Toxic masculinity krijgt te weinig aandacht als maatschappelijk probleem. In de praktijk spiegelen (te) veel mannen zich aan het verwrongen beeld van de zogenaamd stoere man. Om dat imago te verdedigen houden ze vast aan een archaïsch begrip van eer, waarbij ze reputatieschade persoonlijk maken en dat koste wat kost willen voorkomen. Toxic masculinity stimuleert agressie en geweld. Om dit tegen te gaan moet masculiniteit beter bespreekbaar worden gemaakt, en de gelijkheid van mannen en vrouwen gestimuleerd. Ik zie een grote rol weggelegd voor het onderwijs, maar ook als volwassen man kan je hier aan bijdragen. Daarom een oproep aan mijn mede-man: wees stoer, stel je kwetsbaar op. Ga niet in de aanval, maar toon je gevoelens als dat nodig is. Dat dat zelfs mogelijk is als Ajax-supporter, bewees een man die door AT5 werd geïnterviewd na een verloren wedstrijd op het terras van café Ruk en Pluk. Hij kon zijn tranen niet bedwingen en had toen de wedstrijd maar niet afgekeken. Kijk, dat is pas een stoere vent.
Timo van Barneveld (1987) is historicus en auteur. Hij is gespecialiseerd in persoonlijke geschiedenis en was co-auteur van het non-fictie boek Meisje zoekt meisje (De Geus, 2017). Als gastblogger schrijft hij artikelen voor Atria.