Herstory – Zij zullen u de les lezen. Literatuur en de vrouwenbeweging  

2 vrouwen zitten in luie stoelen te lezen en derde vrouw loopt langs boekenkasten

Foto: Interieur en bezoekers in het Damesleesmuseum in Den Haag, 1994, fotograaf: Mieke Schlaman, collectie IAV-Atria

Waar schrijvende vrouwen tot en met de 19e eeuw een flinke uitzondering op de regel waren, kennen we inmiddels genoeg literaire heldinnen. Het geschreven woord was altijd al van groot politiek belang. Het zal dan ook niemand verbazen dat bibliotheken en leesclubs een rol hadden in de vrouwenstrijd. Kennisinstituut Atria, dat in 1935 werd opgericht door pioniers uit de vrouwenbeweging, is daar tot op de dag van vandaag het levende voorbeeld van. In de jaren 70 en 80 startten feministen zelfs hun eigen mediacircuit. Ze bekritiseerden de status quo, maar ook hun ‘eigen’ vrouwenbeweging. Men zei wel eens: vrouwen die lezen zijn gevaarlijk. Wat zijn vrouwen die schrijven, publiceren of uitgeven dan wel niet? 

‘Een heel andere beteekenis’

Het was een gebruikelijke aangelegenheid onder de hogere klassen in de 19e eeuw: leesgezelschappen. Hoge heren kochten samen dé boeken van het moment en kwamen samen om die te bespreken. Bijna alle grote steden hadden wel zo’n ‘leesmuseum’. Deze sociëteiten waren, zoals veel plekken in die tijd, een echte mannenaangelegenheid. De gezelschappen fungeerden als een soort bibliotheek, waar men boeken en tijdschriften kon lezen en lenen. Feminist en arts Aletta Jacobs wilde in 1879 lid worden van het Amsterdams Leesmuseum, om daar literatuur over medische thema’s bij te houden. Ze was de eerste vrouw die het in haar hoofd haalde lid te worden van zo’n gezelschap. En dus werd het haar lastig gemaakt toe te treden tot de club. Het waren echter niet (alleen) de mannen die haar het vuur aan de schenen legden:

‘Men trachtte mij van mijn voornemen af te brengen, door de veronderstelling te opperen, dat ik, een vrouw, groote kans liep gedeballoteerd te worden. Mocht dat tegen veler verwachting in niet geschieden, dan (…) zouden ongetwijfeld heel wat mannen bedanken, om huiselijke onaangenaamheden te voorkomen. Ik verklaarde het verband tussen beide feiten niet te begrijpen, waarop men mij uitlegde, dat de echtgenooten aan het lidmaatschap van het Leesmuseum een heel andere beteekenis zouden hechten, als zij wisten dat de mannen er kans liepen een vrouw of vrouwen te ontmoeten.’

Toch werd Jacobs, tegen verwachting in, geaccepteerd. Andere vrouwen volgden. 

De zusjes Tesselschade

Het is natuurlijk niet zo dat vrouwen niet lazen of schreven voor de 19e eeuw. Maar schrijvende vrouwen werden tot die tijd zeker wel als uitzondering beschouwd. Een vroeg voorbeeld zijn de zusjes Anna en Maria Tesselschade Roemers Visscher uit de 16e en 17e eeuw. Omdat zij afkomstig waren uit een artistiek milieu, kregen zij de kans om zichzelf te ontwikkelen op literair, cultureel en muzikaal gebied. Er werden bij hen thuis regelmatig artistieke avonden georganiseerd, waar grote schrijvers uit die tijd massaal samenkwamen. Hun werk werd door andere schrijvers en dichters gewaardeerd, maar helaas pas in de 19e eeuw gepubliceerd en herontdekt. Wel werden gedichten onder eigen naam opgenomen in bundels van anderen. Zo logeerden zij vaak bij P.C. Hooft op het Muiderslot en schreef Anna gedichten aan Constantijn Huygens. 

Alleen voor weduwen en ongetrouwden

Lid zijn van een leesclub was tot de 19e eeuw niet aan vrouwen besteed. Boeken die vrouwen lazen werden vaak door hun echtgenoot of vader toegewezen. Een eigen lidmaatschap was dus niet nodig: vrouwen lazen via het lidmaatschap van hun echtgenoot. Als vrouwen lid mochten worden van zo’n gezelschap, dan mochten ze niet deelnemen aan vergaderingen. Zo schreef het regelement van een leesgezelschap in 1876 voor:

‘Dames, bij voorkeur weduwen van leden en ook kandidaat-leden wanner het gezelschap voltallig is, kunnen in een vijfde afdeling (…) worden opgenomen, en bekomen de lektuur die de vier afdelingen hebben doorlopen.’

Lid worden mocht dus, als je man dood was of als er toch al genoeg leden waren. De ‘vijfde afdeling’ moest dan extra opgericht worden: het genootschap bestond uit vier afdelingen.

Maar na Aletta Jacobs mogen vrouwen in de jaren 80 van de 19e eeuw steeds vaker lid worden. Toch maakten maar weinig vrouwen hier gebruik van: alleen ongetrouwde vrouwen konden zonder toestemming van een man lid worden van een gezelschap. Het huwelijksrecht vereiste gehoorzaamheid. Totdat zich een ander soort club voordeed: een leesmuseum speciaal voor vrouwen.  

Gelijkgestemden

In 1894 sticht een groep jonge vrouwen uit gegoede kringen het Damesleesmuseum. Ze huren een ‘lokaal’ in het centrum van Den Haag, maar in de jaren die volgen verhuizen ze regelmatig, op zoek naar meer ruimte. Een eerste lidmaatschap kost 5 gulden. De vrouwen zouden in eerste instantie pas uitgekomen tijdschriften en stukken over kunst, brochures en boeken aanbieden. Maar ze hadden ook behoefte aan onderling gezelschap, contact met gelijkgestemden en behoefte aan zelfontplooiing. Het Leesmuseum ontstond te midden van de eerste feministische golf, een aantal dames uit het bestuur waren dan ook actief in de vrouwenbeweging. Het duurde niet lang voordat bijvoorbeeld De Nationale Vrouwenraad en de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht vergaderden in de lokalen van de leesclub. Toch was activisme geen streven: om ‘andersdenkenden’ niet af te stoten liet het Damesleesmuseum zich vooral neutraal uit.  

De eerste briefroman

Leesclubs zoals het Damesleesmuseum konden regelmatig op kritiek rekenen: de clubs werden gezien als verzamelplaatsen van een zekere bekrompenheid, waar slechts een select gezelschap aan mensen welkom was. Toch waren er ook minder ‘gegoede dames’ die zich met literaire zaken bezighielden. Zo schreven Betje Wolff en Aagje Deken al in 1782 Sara Burgerhart’, de eerste Nederlandse briefroman ooit. Aagje groeide op in een Amsterdams weeshuis en werkte later als dienstbode. Bijzonder is dat zij een van de eerste vrouwen waren die schrijven als een fulltime bezigheid zagen. Ook hielden ze zich bezig met het politieke debat.  Samen schreven zij in hun tuinhuis Lommerlust in Beverwijk romans over ‘maatschappelijke’ zaken als opvoeding en het geloof. ‘Sara Burgerhart’ gaat dan misschien wel over verliefdheid, maar de boodschap is duidelijk: vrouwen moeten zelfstandig denken en trouwen doe je voor de liefde, niet voor geld. 

Voor ieder wat wils

Er waren zeker leden die wilden dat het Damesleesmuseum meer verzamelde over de vrouwenbeweging. Die oproep werd echter genegeerd, omdat ‘een deel der leden zich nog niet genoeg voor die beweging interesseert’. Het bestuur wilde graag nieuwe, spraakmakende en veelbelovende titels aanschaffen, maar vooral voor ieder wat wils. Dat betekende dat het blad Evolutie, van kiesrechtstrijder Wilhelmina Drucker, in de kasten stond, maar ook het conservatieve Het vredig thuis. Maar dat er interesse was in controversiële literatuur, blijkt wel uit de populariteit van sommige boeken. Zo waren de exemplaren van Hilda van Suylenburg van Cecile Goekoop-de Jong van Beek (overigens ook lid van DLM) niet aan te slepen. Deze feministische roman deed de gemoederen flink opschudden in 1897. In het boek kiest de hoofdpersonage voor een universitaire studie en een betaalde baan. De schrijvers van Evolutie vonden dan ook dat het boek ‘gelegd moet worden in handen van elk aankomend meiske’ (december 1897) terwijl De Tijd in 1898 duidelijk maakt dat ondanks de aangekondigde vertalingen het boek ‘voor de waren Katholieken zonder enig voorbehoud tot de slechte boeken behoort’.  

voorkant boek: sierlijke motieven met titel en autersnaam

Uitgave van Hilda van Suylenburg, Collectie IAV-Atria

Niet geschikt voor ieders hand

Ook het omstreden boek Een liefde van Lodewijk van Deyssel haalde de planken, waarin in geuren en kleuren aandacht was voor seksualiteit van man én vrouw. De recensies stonden opnieuw bol van ongeloof: dit was geen literatuur voor echtgenotes en dochters! Het DLM ging gezien de populariteit van het boek toch overstag, maar wachtte met aanschaf tot de derde druk. In die versie had de schrijver inmiddels een deel van de tot opschudding veroorzaakte erotische passages verwijderd. Wat de planken in eerste instantie niet haalde, was The Well of Loneliness van Radclyffe Hall, een boek dat wordt gezien als de eerste expliciete lesbische roman. Het DLM- bestuur in 1929: ‘Vooral het eerste [The Well of Loneliness] had in de critiek veel stof opgejaagd en wordt beschouwd als niet geschikt om in ieders hand te komen. Besloten werd met ‘aankoopen te wachten tot het door velen wordt aangevraagd en dan in de oorspronkelijke taal’, aldus het bestuur in 1929. Het boek was verboden in de VS en Engeland, maar was in Nederland binnen drie weken overal uitverkocht. DLM kocht dus toch slechts één exemplaar, ‘omdat op deze wijze het uitleenen van dit zeker niet voor iedereen geschikte boek gecontroleerd kan worden door de administratie’.  

Nog steeds open

Het Damesleesmuseum in Den Haag was niet de eerste literaire plek voor vrouwen in Nederland. Amsterdam kende het Leesmuseum voor Vrouwen, opgericht in 1877. Het Leesmuseum in Den Haag had echter al gauw meer leden dan de collega-instelling in de hoofdstad en was met bijna 1500 leden in 1922 de grootste vrouwenleesclub in Nederland. Het Leesmuseum in Amsterdam werd in 1966 opgeheven. Het Damesleesmuseum in Den Haag bestaat echter nog steeds! Sinds 1974 mogen ook mannen lid worden en tot op de dag van vandaag kun je de collectie bekijken aan het Nassauplein 15 in Den Haag.  

De Spieghel

In 1926 begonnen Jantina van Klooster en Koos Schregardus in Amsterdam uitgeverij De Spieghel. Dat was heel bijzonder. Vrouwen gaven wel tijdschriften en kranten in kleine oplage uit, maar waren tot dan helemaal niet vertegenwoordigd in het boekuitgeversvak. Tine en Koos waren daarmee de eerste Nederlandse vrouwen met een eigen uitgeverij. Ze specialiseerden zich in kunstboeken, (vertaalde) literatuur en natuurboeken, maar gaven ook De Vrije Bladen uit. Niet alleen grote namen uit de literatuur, maar ook componisten en mensen uit de kunstwereld publiceerden bij De Spieghel. Zoals Matthijs Vermeulen en Jos de Gruyter. Ook gaven ze vrouwen een podium. Het duo schakelde regelmatig vrouwelijke illustratoren en vertalers in, gaf proefschriften uit van promovenda en publiceerde bladen van vrouwenclubs zoals de Nederlandsche Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgersschap. Toen Tine en Koos in 1942 weigerden onderdeel te worden van de Duitse Kultuurkamer, werd de uitgeverij opgeheven. De twee vrouwen raakten betrokken bij een kring van culturele verzetsstrijders en publiceerden nog enkele illegale uitgaven. De uitgeverij fungeerde regelmatig als onderduikadres voor mensen uit het verzet. Tine overleefde de oorlog helaas niet, maar Koos hervatte haar uitgeversactiviteiten weer na de oorlog.

Een eigen circuit

Koos en Tine waren in de minderheid in de tot dan toe door mannen gedomineerde boekenwereld. Mannen bepaalden veelal welke titels wanneer en hoe werden gepubliceerd. Sinds de jaren 60 was er steeds vaker ruimte voor een alternatief geluid, maar vrouwelijke schrijvers kregen nog veelvuldig te maken met seksisme. Feministen waren natuurlijk al langere tijd bezig om via eigen kanalen manifesten, nieuwsbrieven, stencils en kranten te verspreiden. Maar velen van hen wilden verder gaan dan dat: ze wilden een alternatief mediacircuit. En dus startten vrouwenorganisaties in de jaren 70 hun eigen uitgeverijen, drukkerijen en ‭boekwinkels. Vrouwen Aktie Kollektief De Strijdijzers omschreef de plannen in hun boek Feminisme in de media-mangel (1979):

‭“We zullen andere kanalen moeten zoeken. We zullen moeten leren om buiten de bestaande mannenmedia te gaan werken. En dat vereist inventiviteit, doorzettingsvermogen en zelfvertrouwen.” 

affiche op roze papier met daarop o.a. de tekst: waar oude wijven dansen waait veel stof op

Affiche van Uitgeverij Sara, gedrukt door Vrouwendrukkerij Virginia, 1980, maker: Hennie van der Zande, Collectie IAV-Atria. Sara gaf o.a. het boek van Radclyffe Hall (opnieuw) uit.

Women in print

Koos Schregardus overleed in 1976. Ze zou nog net, maar misschien niet bewust, meemaken dat in 1973 Uitgeverij De Bonte Was werd opgericht. Op de zolder van het Amsterdamse Vrouwenhuis werden bundels en ervaringsverhalen gedrukt en collectief (en dus anoniem) uitgegeven. Het erkennen van auteurschap paste niet binnen het nieuwe idee van anti-hiërarchie en leiderschap. Al snel volgde Uitgeverij Sara (1977), die in tegenstelling tot haar ‘concullega’ wel hun namen onder publicaties zette en medewerkers in loondienst had. Sara wilde graag een weerspiegeling zijn van alles wat er in de vrouwenbeweging gebeurde, door ook minder bekende titels en schrijvers te publiceren. Ze gaven grotendeels romans uit, maar ook kinderboeken, poëzie en boeken uit het buitenland. Het duurde niet lang of er verschenen uitgeverijen met nog specifiekere expertises, zoals lesbische uitgeverij Furie en later Atalanta, Vijfsprong en Uitgeverij An Dekker. Als antwoord op die uitgeverijen openden ook de eerste vrouwendrukkerijen hun deuren, zoals Virginia en De Brandweer, en een heleboel boekwinkels.  

zwarte stempel van xantippe, button met logo en adres van gaia, boekenlegger met vrouwenteken en informatie over de heksenkelder

Stempel van Vrouwenboekwinkel Xantippe, button van Vrouwenboekhandel Gaia en boekenlegger van De Heksenkelder, collectie IAV-Atria.

Boekenkelder

Want ook in die boekwinkels mocht het wel wat diverser. Ja, sommige zaken hadden een plankje met titels van vrouwelijke schrijvers. Maar boeken over emancipatie en feminisme waren nog nauwelijks te vinden. En dus vonden Dorelies Kraakman en Sylvia Bodnár dat het anders moest. Geïnspireerd door Amerika, waar de vrouwenboekhandel al bestond, startten zij in december 1975 aan de Oudegracht 261 in Utrecht boekwinkel de Heksenkelder. Boekverkoop was niet het belangrijkste doel: ze wilden een kenniscentrum zijn over feminisme door ‘de oprichting van een informatie-centrum anneks café’. Het café was de entree van de winkel, waardoor een bezoek aan het feministische boekenwalhalla wellicht minder spannend was. De Heksenkelder wilde een veilige plek zijn waar vrouwen elkaar konden vinden, konden vergaderen, informatie konden delen. ‘Het is niet onder woorden te brengen … Vrouwen die bezig zijn elkaar te ontdekken. Het is het afwijzen van de masculinistische cultuur die de hele maatschappij beheerst. Wij willen het anders.’ Aldus Dorelies Kraakman tijdens de opening in 1975.  

Prijzen

Vrouwelijke auteurs krijgen van oudsher minder waardering dan hun mannelijke collega’s. En dat terwijl er tegenwoordig ongeveer net zo veel vrouwelijke als mannelijke auteurs zijn, zo blijkt uit onderzoek van KRO-NCRV. Zo werd de P.C.-Hooftprijs bijvoorbeeld slechts in 1 op de 6 keer uitgereikt aan een vrouw. Meer dan 80% van de winnaars van de Prijs der Nederlandse Letteren is man. Voor het eerst in 30 jaar waren er dit jaar meer vrouwen dan mannen genomineerd voor de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Toch ging een man er met de winst vandoor.  

hedy d'ancona staat op podium en spreekt zaal met mensen toe

Hedy d’Ancona opent Vrouwenboekenweek in Utrecht, 1985, fotograaf: Mieke Schlaman, collectie IAV-Atria.

Vrouwen die lezen zijn gevaarlijk

Het duurde niet lang, of bijna elke grote stad in Nederland had een eigen vrouwenboekenwinkel. Bijvoorbeeld Xantippe in Amsterdam, Boeken Nel in Eindhoven, Dikke Trui in Groningen, ’t Wicht in Enschede, Shikasta in Wageningen en Trix in Den Haag. De Feeks, in Nijmegen, was net als de Heksenkelder ook een café. Bij alle boekhandels stond niet het verkopen maar de informatiefunctie voorop. Dordrechts vrouwenboekwinkel Brood en Rozen reed zelfs rond met een boekenbus, toen ze nog geen vaste standplaats hadden. De boekhandels hadden bijna altijd wel een prikbord of plek om feministische initiatieven en activiteiten onder de aandacht te brengen. Iets organiseren was ook geen probleem. In 1985 organiseerden vijftien vrouwenboekenwinkels zelfs samen de vrouwenboekenweek.  

affiche met agenda van evenementen van brood en rozen en affiche van dikke trui met tekening van 2 vrouwen die op een open boek liggen

Affiche van Brood en Rozen, 1985, ontwerper: Carry Blase, collectie IAV-Atria & www.carryblase.nl. Affiche van Dikke Trui, 1979, ontwerper: Isobel Hoving, collectie IAV-Atria.

Zij bepalen de toon

Vrouwen namen het heft in eigen handen door productie, distributie en consumptie van literatuur naar eigen wens in te richten. Niet alleen wie er drukte, schreef en verspreidde was belangrijk, maar ook het uitwerken van eigen organisatiestructuren had prioriteit. Het waren met name lesbische vrouwen en vrouwen van kleur die vooropliepen in deze vrouwenboekbeweging. Als individu maar veel vaker nog als collectief zetten vrouwen zich in voor de beschikbaarheid en zichtbaarheid van feministische media. Zij maakten taal een belangrijk feministisch wapen: door niet alleen mee te praten, maar ook het debat te veranderen, oefenden vrouwen invloed uit op de politieke agenda. Zo maakten zij ruimte voor kritiek op de status quo. Niet alleen in de maatschappij, maar ook binnen hun eigen vrouwenbeweging.  

Verder lezen

Sommige vrouwenboekwinkels bestaan nog steeds. Zo kun je in Amsterdam nog naar Xantippe en huist in Utrecht Savannah Bay (eerder de Heksenketel). Ook uitgeverijen als collectieven maken een comeback en er komen nog steeds vrouwenuitgeverijen bij, zoals Uitgeverij Chaos. Bij Atria leen je natuurlijk al sinds 1935 een breed scala aan feministische boeken. Meer weten over de clubs uit dit verhaal? Dit artikel komt tot stand dankzij Door lezen wijder horizont over het Haags Damesleesmuseum van Lizet Duyvendak, Uitgeverij De Spieghel van Inge de Wilde en Savannah Bay. Geschiedenis van een bijzondere boekwinkel van Marijke Huisman en co. Al die boeken, plus de genoemde ‘shockerende’ literatuur in dit artikel, kun je lenen en lezen in de bibliotheek van Atria. 

Auteur: Milou Bollen

Herstory is een samenwerking tussen Atria & Opzij. Dit artikel is eerder gepubliceerd in Opzij, juni-juli 2024. Verhalen uit de vrouwenarchieven halen we in deze rubriek uit de onzichtbaarheid.

Delen: