Het beperkte rollenspel van ‘man’ en ‘vrouw’
Mensen zouden een stuk gelukkiger zijn als we stoppen ze in te delen in de vakjes ‘man’ en ‘vrouw’. Dát is mijn conclusie nadat ik vorige week vijf wetenschappers bij de Universiteit van Nederland heb horen spreken over het thema man-vrouw, in de breedste zin van het woord. De onderwerpen waren interseksualiteit, genderidentiteit, gender-stereotypen, gender-normen en vrouwelijk leiderschap.
Het toneelstuk dat we allemaal spelen
Is het jongetje of een meisje? Is vaak de eerste vraag die we stellen aan ouders als hun kindje is geboren. Dit geeft aan hoe fundamenteel het voor ons is om mensen in te delen in de groep ‘man’ of ‘vrouw’. Met deze indeling hangen ook sterke normen en waarden samen over hoe ons te gedragen, wat we leuk horen te vinden, en wat acceptabel of onacceptabel is. We hanteren bepaalde codes voor mannelijk en vrouwelijk, en iedereen kent die en gebruikt die. Kinderen in groep 8 van de basisschool weten al dat wijde, ruimvallende kleren bij mannen horen en bloemetjes-dessins bij vrouwen. Dat juwelen door vrouwen worden gedragen en bij hoge uitzondering door mannen (bijvoorbeeld alleen een kettinkje met een weed-blaadje). Deze indeling leidt ertoe dat we allemaal een toneelstukje spelen waarin we de rol van ‘vrouw’ of ‘man’ spelen, waarin we aan het beeld van man of vrouw proberen te voldoen.
Er zijn maar twee rollen
Omdat er maar twee rollen zijn brengt dit toneelstuk beperkingen met zich mee. Allereerst voor de mensen die niet als man of vrouw worden geboren: de intersekse mensen, want zij zijn niet in één van de twee hokjes te plaatsen. Dit levert praktische problemen op (welke sekse moeten we invullen op de geboorte aangifte? Hoe gaat het kindje heten?), waardoor ze toch in een hokje ingedeeld moeten worden. De tweede beperking is die voor degene van wie de sekse bij geboorte wel duidelijk is, maar die zich hier niet (altijd) in thuis voelen; de transgenders. Dit is een diverse groep, variërend van mensen die zich af en toe kleden als de andere sekse tot degenen die een tegengestelde genderidentiteit hebben (geboren als man, maar zich vrouw voelend, of andersom). Ook hen past deze binaire rolverdeling niet.
De rollen liggen vast
Voor degenen die wel weten welke rol ze willen/kunnen spelen ligt die echter behoorlijk vast, vanwege de ideaalbeelden die we hebben gecreëerd en die in normen en stereotypen worden vorm gegeven. Zo worden meisjes aangemoedigd sexy te zijn. Maar niet té sexy want dan ben je een slet. Jongens worden geacht om sexy vrouwen positief te waarderen en dit ook duidelijk te laten blijken. Anders zijn ze ‘homo’. Als vrouwen zich representatief moeten kleden, wordt verwacht dat zij hun vrouwelijkheid benadrukken. Lang haar, make-up, jurken/rokjes, hoge hakken. In de westerse wereld is het voor een man niet acceptabel om zich in een jurk te vertonen. En omdat bijna niemand aan het ideaalbeeld kan of wil voldoen, voelt bijna iedereen zich weleens ongelukkig met de rol die hij/zij speelt.
Een leuker toneelstuk
Volgens mij is dus eigenlijk iedereen erbij gebaat dat we deze rolverdeling minder rigide maken. Het goede nieuws is dat dit kan, we schrijven tenslotte dit toneelstuk zelf! Wij bepalen met zijn allen wat de rollen zijn, en wat die inhouden. Laten we dus open staan voor variatie en improvisatie in plaats van elkaar te corrigeren als we de rol van ‘man’ of ‘vrouw’ niet duidelijk invullen. Want een toneelstuk met meer dan twee vast-omschreven rollen is niet alleen leuker om te zien, maar ook veel leuker om te spelen!
Esther de Jong werkt als senior beleidsmedewerker bij Atria. Zij houdt zich bezig met thema’s als gelijke beloning, robotisering en beeldvorming.
De Open Universiteit zet binnenkort de colleges van de sprekers online. Dit zijn: Dr. Hedi Claahsen van Radboudumc (interseksualiteit), Dr. Mark Hommes, Open Universiteit (genderidentiteit), Dr. Linda Duits, Universiteit Utrecht (genderstereotypen), MsC MA Marijkje Naezer, Radboud Universiteit (gender-normen) en Prof. Mark van Vught, Vrije Universiteit van Amsterdam (vrouwelijk leiderschap).