En mannen dan? Over gender en geweld
Er is één gender gap die bepaald geen nadeel genoemd kan worden: dat vrouwen flink achterlopen in criminaliteit ten opzichte van mannen. Tijdens de recente conferentie van de European Society of Criminology in Porto was die gender gap een feit waar niemand verbaasd over is. Just boys doing business, zoals Elizabeth Stanko het eerder in haar boek omschreef. De licht stijgende criminaliteit van jonge meiden doet daaraan niets af. Misschien kan deze gender gap inspireren tot meer gelijkheid als mannen het niveau van vrouwen zouden nastreven. Na de zelfmoordcrash onlangs van een Duitse piloot wees een onderzoekster erop dat meer mannen dan vrouwen zelfmoord plegen die bovendien gekoppeld is aan dodelijk geweld tegen anderen. Haar suggestie: zet meer vrouwen in de cockpit en de veiligheid van reizigers verbetert. Dat leidde in Duitsland tot felle debatten over discriminatie van mannen, waarin de discussie over de gender gap in geweld zelf ondersneeuwde.
Want waarom plegen vrouwen en meisjes, ondanks groeiende maatschappelijke gelijkheid en meer kansen om zich – ook op minder conventionele manieren – te ontplooien, structureel minder geweld of criminaliteit? Een vraag waar vanuit verschillende disciplines antwoorden op worden gegeven. Specifieke sessies werden ook nu gewijd aan gender and crime. Want het antwoord gaat over de crux van gender: over hoe vrouwen (en mannen) functioneren in een sociale, culturele, economische en politieke context vol ongelijkheden en stereotyperingen die tot ’natuurlijk’ lijkende m/v verschillen leiden. Gender staat in die zin als het ware tegenover (biologische) sekse.
Dat is een relatief nieuwe invalshoek binnen de criminologie. De ‘mannelijke dominantie’ in geweld en criminaliteit gold lang als min of meer vanzelfsprekend. De gender and crime sessies gaan dan ook eigenlijk uitsluitend over vrouwen. Bovendien concentreert de criminologie zich vooral op geweld in het publieke domein. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd in de criminologie niet gerept over geweld achter de voordeur. En verkrachting of seksueel misbruik (‘incest’) waren uitzonderingen, gepleegd door ziekelijke types. Huiselijk geweld was ‘de olifant in de kamer’. Iedereen wist ervan, maar dat was geen écht geweld, geen criminaliteit.
Dat is nu wel anders. De blijf-van-m’n-lijfhuizen die volstroomden, de telefonische hulplijnen die slachtoffers stem gaven: het waren ‘wake-up calls’, ook voor de wetenschap. Vooral feministische onderzoek pioniers brachten het probleem in kaart. Daarmee werd geschiedenis geschreven. Geweld tegen vrouwen was niet langer een privékwestie maar een maatschappelijk en juridisch onacceptabel probleem, dat vrouwen onevenredig vaak treft omdat het verband houdt met ongelijkheden tussen vrouwen en mannen.
De winst van die historische omslag is op deze Europese conferentie zichtbaar. In de ruim 300 sessies komen huiselijk geweld, seksuele victimisering, eergerelateerd geweld, stalking etcetera ruimschoots aan bod. Jonge wetenschappers presenteren hun onderzoeksgegevens met een vanzelfsprekendheid die onderstreept dat het inmiddels mainstream-thema’s zijn. Bepaald niet langer een non-issue, integendeel. Met de groeiende kennis komen ook nieuwe vragen op, o.a. over de invloed van ongelijkheid tussen vrouwen en mannen op geweld.
Die invloed staat in een aantal presentaties ter discussie. We zijn toch geëmancipeerd? Dan blijkt ook de verwarring over de term gender. Die lijkt een black box lijkt te zijn geworden met allerlei betekenissen (iets dat ook in Nederland te zien is). Steeds vaker wordt gender als synoniem voor mannen en vrouwen gebruikt. Het begrip wordt gereduceerd tot sekse en daarmee is de angel uit het genderperspectief gehaald. De betekenis en invloed van ongelijkheden tussen de seksen als theoretische ‘genderbril’ is dan simpelweg weggedefinieerd. Dat is verlies. Nog een stap verder gaat de neutralisering die insluipt. Neem de presentatie over invloed van ‘intiem partner geweld tussen ouders’ en de invloed op criminaliteit van ‘jongeren’ zonder dat we weten of vader danwel moeder de plegers of slachtoffers zijn, of beiden? Of een presentatie over de invloed van seksuele oriëntatie op seksuele victimisering (‘homoseksualiteit’ lijkt een risicofactor) zonder dat sekse van pleger of van slachtoffer wordt gemeld. Het zijn neutraliseringen die meer verhullen dan verhelderen en wetenschappelijk gezien niet verantwoord zijn als we bedenken dat al langer bekend is dat vrouwen meer risico lopen op seksueel geweld dan mannen, of dat geweld van vader of moeder verschillende impact heeft op zonen of dochters. Een deel van het huiswerk – kennis nemen van eerder onderzoek – wordt overgeslagen.
Gender, en sekseverschillen in het bijzonder, raken omstreden. Alsof het verschil er niet meer mag zijn want dat is ‘ouderwets’. Met dit soort wensdenken dreigt echter het kind met het badwater weggegooid te worden. Alleen door verschillen te onderzoeken kun je vaststellen of en hoe ze er nog toe doen, of niet. Een genderperspectief impliceert dat je een bril opzet waarin objectief en neutraal onderscheid naar sekse wordt gemaakt, maar in zijn bredere context. Alleen zo wordt het mogelijk de betekenis van kale cijfers over verschillen in slachtoffer- en daderschap van vrouwen en mannen, zeker in huiselijke kring, te duiden en te begrijpen. Cijfers alleen vertellen maar het begin van het verhaal. Alle reden om over de relatie gender en geweld in gesprek te blijven en vooral: gedegen onderzoek te doen. Een gender gap die beslist gedicht moet worden.