Vrouwenkiesrecht in Nederland

special Vrouwenkiesrecht in Nederland

Het lijkt zo normaal dat iedere Nederlander vanaf 18 jaar kan stemmen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer, de Provinciale staten, Gemeenteraad en het Europees Parlement. Pas in 1917 werd in Nederland het passief kiesrecht voor vrouwen ingevoerd. Vrouwen konden toen voor politieke functies gekozen worden, maar mochten niet zelf stemmen. In 1919 kregen vrouwen het felbegeerde actief kiesrecht, waardoor ze zelf mochten stemmen.

Strijd voor vrouwenkiesrecht

Tientallen jaren werd een ware strijd geleverd voor vrouwenkiesrecht door vrouwen van diverse politieke stromingen. Vanaf 1889 ontstonden organisaties voor vrouwenkiesrecht. Deze organisaties hielden demonstraties en spreekbeurten, organiseerden protestbijeenkomsten en tentoonstellingen, gaven een maandblad uit en publiceerden artikelen. Activiteiten om duidelijk te maken aan het grote publiek dat vrouwen met stemrecht een onmisbare inbreng zouden hebben bij het oplossen van alles wat er mis was in de samenleving. Het kiesrecht voor vrouwen was geen doel op zich, maar de eerste stap op weg naar een gelijke positie van vrouwen in alle geledingen van de maatschappij.

Kiesrecht en de grondwet

In de grondwet inzake het kiesrecht anno 1882 werd gesproken van ‘Nederlanders’. Vrouwen waren volgens de letter van de wet dus niet uitgesloten van het kiesrecht. Toen Aletta Jacobs zich in 1883 als eerste vrouw op de kiezerslijst wilde laten zetten in Amsterdam werd zij geweigerd. Opeens heette ‘de geest der wet’ belangrijker te zijn. In feite konden alleen mannen stemmen als zij voldeden aan bepaalde eisen. In de nieuwe grondwet van 1887 werd voor de zekerheid alleen gesproken over mannelijke ingezetenen van Nederland, waardoor vrouwen volgens geest en letter van de wet geen kiesrecht bezaten.

Kiesrechtstrijd en de vrouwenkiesrechtbeweging

In de periode na 1870 ontwikkelde het feministisch bewustzijn zich ook in Nederland bij de ‘gegoede’ vrouwen uit de burgerij, onder invloed van internationale vrouwenkiesrechtbeweging in Engeland en de Verenigde Staten, de later genoemde ´eerste feministische golf´ (ca. 1850-1920). Deze vrouwenbeweging stelde de achtergestelde positie van vrouwen in de maatschappij aan de kaak. Doel was toegang voor vrouwen tot alle vormen van onderwijs, het recht om in overheidsdienst te werken onder dezelfde voorwaarden als mannen, en hetzelfde recht op beheer en uitgaven van het gemeenschappelijk bezit. En last but not least het vrouwenkiesrecht.

Welke vrouwenorganisaties hielden zich bezig met vrouwenkiesrecht?

Vrije Vrouwen Vereeniging (VVV) (1889-1903)

Op 2 oktober 1889 werd de Vrije Vrouwen Vereeniging (VVV) opgericht, de eerste Nederlandse vrouwenorganisatie. Het ‘vrije’ doelde volgens Wilhelmina Drucker, één van de oprichtsters, op “het-zich-zelf-willen-blijven, het zich niet willen voegen bij eenige partij, het zich niet willen scharen onder eenig dogmatisch vaandel” (Bron: Wilhelmina Drucker (1898), De vrije vrouwen vereeniging, haar streeven en haar werken). Doel van de vereniging was “het bevorderen van het maatschappelijk belang der vrouw en hare geestelijke en staatkundige ontwikkeling”.

Vier jaar later, in 1893, organiseerde de VVV voor het eerst een openbare bijeenkomst speciaal rond het thema vrouwenkiesrecht. Vanuit socialistische kring vroeg men steun aan de feministen voor een grondwetswijziging om het algemeen mannenkiesrecht vast te leggen. Daarbij zou dan ook het kiesrecht voor vrouwen geëist worden. De samenwerking strandde spoedig, omdat vooraanstaande socialisten uit die tijd – zoals Henri Polak en Frank van der Goes – de eisen van de vrouwen veel te ver vonden gaan.

Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (1894-1919)

Op 5 februari 1894 richtte een aantal vrouwen van verschillende godsdienstige en politieke richtingen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in Amsterdam op. In het begin had de Vereeniging grote moeite om nieuwe leden te werven. In de naaste omgeving oefenden echtgenoten, familie en vriendinnen vaak druk uit op vrouwen om geen lid van de Vereeniging te worden. Mannen mochten ook lid worden, maar niet in het bestuur zitten. De Vereeniging gaf het Maandblad van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht uit.

Geleidelijk ontstond er steeds meer begrip voor de strijd om het vrouwenkiesrecht. In 1900 telde de Vereeniging 1089 leden, verspreid over 15 afdelingen in het land. Door het grote succes en de aandacht voor het congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Amsterdam in 1908 begon het ledental fors toe te nemen. Voor het hoofdbestuur was het belangrijk dat de Vereeniging een neutrale positie bleef innemen. Afdelingen mochten niet te nauwe banden krijgen met een bepaalde politieke partij, dat zou de eenheid schaden. Deze positie zorgde wel geregeld voor verlies van leden en in 1907 voor een scheuring in de Vereeniging.

Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht (1907-1920)

Een aantal leden die uit de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht gestapt waren richtte op 25 februari 1907 de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht op. Deze Bond had als streven de ‘opvoeding tot het verkrijgen van het vrouwenkiesrecht’, in tegenstelling tot het verkrijgen van kiesrecht, wat de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht zich ten doel stelde. De Bond vond dat vrouwen eerst zelfstandig moesten kunnen oordelen, dan pas konden zij meedoen aan het politieke leven. Neutraliteit en onpartijdigheid waren zo beter gewaarborgd.

Door ook mannen in bestuursfuncties toe te laten, dacht de Bond ook een breder draagvlak voor het vrouwenkiesrecht te krijgen bij het grote publiek. De Bond had afdelingen door heel het land.
Leden van de Bond waren over het algemeen van ‘betere komaf’ en deftiger dan de leden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Het houden van demonstraties veroordeelden zij bijvoorbeeld als ‘militant’.

Welke vrouwen waren actief in de vrouwenkiesrechtbeweging?

 

Aletta Jacobs (1854-1929)

Zij was kiesrechtstrijdster van het eerste uur. Jacobs zwengelde de kiesrechtkwestie aan toen zij zich in 1883 als eerste vrouw op de kiezerslijst wilde laten zetten in Amsterdam. Volgens de letter van de grondwet inzake het kiesrecht mocht zij zich registreren. Vrouwen mochten kiezen en konden gekozen worden, want in de wet werd gesproken van ‘Nederlanders’. De gemeenteraad van Amsterdam interpreteerde de tekst anders en weigerde. Jacobs ging in beroep tot bij de Hoge Raad, maar zij werd in het ongelijk gesteld.

In 1893 sloot zij zich aan bij de Vrije Vrouwen Vereeniging toen deze zich ook gingen beijveren voor het vrouwenkiesrecht. Van 1903-1919 was zij presidente van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Ook in de internationale vrouwenkiesrechtbeweging speelde zij een belangrijke rol.

Meer over Aletta Jacobs

Wilhelmina Drucker (1847-1925)

Zij was een radicale feministe, medeoprichtster van de Vrije Vrouwen Vereeniging (VVV) in 1889.

Rosa Manus (1881-1942)

Zij was lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. In deze hoedanigheid was zij mede-initiator van de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’. Ook was zij internationaal zeer betrokken bij het werk voor de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht en de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid.

Annette Versluys-Poelman (1853-1914)

Zij was medeoprichtster en eerste presidente (1894-1902) van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Onder haar bezielende leiding werd de vereniging een zelfstandige beweging die invloed kreeg in tal van culturele en politieke kringen.

Esther Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck © onbekend, Collectie IAV-Atria

Esther Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck (1876-1956) en Lizzy van Dorp (1872-1945)

Op 25 februari 1907 richtten zij de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht (VVK) op. Uit onvrede met de politieke koers waren zij uit de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht gestapt. Zij vonden dat leden met een meer gematigde denkwijze niet of nauwelijks aan bod kwamen binnen deze vereniging.

Clara Meijer-Wichmann (1885-1922)

Zij was in 1907 betrokken bij de oprichting van de Utrechtse afdeling van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht. Zij was actief als bestuurslid tot zij in 1911 de Bond verliet.

Data van demonstraties, openbare bijeenkomsten en tentoonstellingen

1898: Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid

Opgezet door verschillende vrouwenorganisaties die voor het eerst met elkaar samenwerkten. Het doel van de tentoonstelling was betaalde arbeid voor vrouwen op de agenda te zetten en het contact tussen de bestaande vrouwenorganisaties te verbeteren. Door het grote succes van de tentoonstelling met een bezoekersaantal van 90.000 besefte de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht dat in eenheid kracht ligt. Vanuit die gedachte riep de vereniging haar leden in haar Maandblad op om de tentoonstelling te bezoeken: “Toont (…), leden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, te begrijpen wat solidariteit beteekent. Geeft nu een bewijs van eensgezindheid, en van belangstelling in het streven uwer zusteren, waardoor men eerbied zal krijgen voor de kracht, die van u uitgaat.”

1908: Congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Amsterdam

Op 15 juni 1908 werd het vierde Internationale Congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht gehouden in Amsterdam. Door de grote aandacht voor dit congres in binnen- en buitenland  beseften steeds meer vrouwen dat het kiesrecht voor vrouwen er moest komen.

1910: Viering vrouwenkiesrechtdag

Op 15 juni 1910 werd de eerste keer vrouwenkiesrechtdag gevierd, precies 2 jaar na het Internationale Congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Amsterdam.

1913: Protestbijeenkomst Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht

Op 4 mei 1913 hield de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht onder leiding van Aletta Jacobs een protestbijeenkomst in Den Haag. De vrouwen ageerden tegen de kiesrechtparagraaf in de regeringsvoorstellen voor de grondwetsherziening van minister Van Heemskerk in 1913.

1913: Tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’

In het verlengde van het 100-jarig bestaan van de onafhankelijke natie Nederland wilde een aantal leden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht een politieke tentoonstelling organiseren over de kiesrechtstrijd. Het Maandblad van de Vereeniging, juli 1912, meldt: “Laat dan, na honderd jaren, Nederland zijn vrouwen tot burgeressen verheffen!” De tentoonstelling werd uiteindelijk minder politiek van karakter opgezet dan oorspronkelijk bedoeld. Het organisatiecomité wilde de tentoonstelling wat breder trekken en de positie van de vrouw anno 1813 vergelijken met die van 1913. Allerlei richtingen binnen de vrouwenbeweging die de verbetering van de positie van de vrouw voorstonden, hielpen mee met de organisatie van de expositie.

De ‘kiesrechtzaal’, een aparte kamer gewijd aan het vrouwenkiesrecht, kreeg wel een strategische plaats op de tentoonstelling. Bij de rondleiding van koningin Wilhelmina over de tentoonstelling mocht zij deze zaal niet zien van de minister. De koningin moest er omheen worden geleid, want – zo redeneerde de regering – het vrouwenkiesrecht werd nog niet wettelijk erkend.
De tentoonstelling was in Amsterdam, duurde van mei tot september en was een groot succes. Er kwamen bijna 300.000 bezoekers, waaronder de internationaal vooraanstaande feministes Carrie Chapman Catt en Anna Howard Shaw.

1914: Bijeenkomst volkspetitionnement

De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht hield een vergadering over het volkspetitionnement voor grondwettelijke gelijkstelling van man en vrouw. De bijeenkomst in het Paleis van Volksvlijt te Amsterdam, geleid door Aletta Jacobs, werd voorafgegaan door een demonstratieve optocht. In 1915 werd het volkspetitionnement aan de regering aangeboden.

14 juni 1914: ‘Landelijke meeting’

De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht organiseerde een ‘Landelijke meeting’ in Den Haag, met diverse sprekers en muzikale optredens.

Betoging voor algemeen vrouwenkiesrecht, Collectie IAV-Atria

18 juni 1916: Grote demonstratie met 18.000 betogers

Georganiseerd door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. De leus was: ‘Geen grondswetswijziging zonder vrouwenkiesrecht’. Vooraan de stoet liepen amazones en een heer te paard. Daarachter groepen vrouwen die landen uitbeeldden waar al (gedeeltelijk) vrouwenkiesrecht bestond. Deze werden gevolgd door ‘de Nederlandse maagd’ te paard, omringd door twaalf jonge meisjes in het groen gekleed die de 11 provincies en Nederlands Indie voorstelden. Tenslotte volgden het hoofdbestuur, de afdelingen en anderen, zoals de Sociaal-Democratische Vrouwenclubs.
Lees verder over de grote demonstratie op 18 juni 1916

1918: Aletta Jacobs stelde zich verkiesbaar

Voor de Vrijzinnig-Democratische Bond bij de verkiezingen. Zij kreeg maar 1919 voorkeursstemmen.

Belangrijke data op een rij rond de invoering van het kiesrecht

  • 16 november 1916: Wetsvoorstel voor algemeen mannenkiesrecht en passief vrouwenkiesrecht aangenomen in de Tweede Kamer
  • 12 december 1917: De nieuwe grondwet wordt afgekondigd.
  • 1918: Suze Groeneweg als eerste vrouw in de Tweede Kamer gekozen, voor de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP)
  • 9 mei 1919: Wetsvoorstel van het liberale Tweede Kamerlid Hendrik Pieter Marchant. Wijziging van de Kieswet voor actief vrouwenkiesrecht aangenomen in de Tweede Kamer. Het woord ‘mannelijk’ uit de Kieswet geschrapt.
  • 10 juli 1919: Wetsvoorstel van het liberale Tweede Kamerlid Hendrik Pieter Marchant tot wijziging van de Kieswet voor actief vrouwenkiesrecht aangenomen in de Eerste Kamer.
  • 1922: Vrouwen mogen voor het eerst landelijk kiezen. In de Tweede Kamer werden zeven vrouwen gekozen.

Politieke inbreng en stemgedrag na invoering van het vrouwenkiesrecht

Nadat het kiesrecht voor vrouwen een feit was, zijn er enkele vergeefse pogingen ondernomen om een vrouwenpartij op te richten. Al vrij snel kozen feministen de strategie om hun politieke inbreng en feministische eisen te integreren in de toenmalige politieke partijen. Zodoende ontstonden er vrouwengroepen bij verschillende partijen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1919 werden bijna honderd vrouwen gekozen als lid van een gemeenteraad. Dat was 1% van het aantal gekozen leden.

Na de verkiezingen in 1922 bleek dat het stemgedrag van vrouwen niet zo veel verschilde van dat van de mannen: de politieke verhoudingen bleven ongeveer gelijk. Wel had de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen, de opvolgster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, kiezers opgeroepen te stemmen op feministische kandidaten. Uiteindelijk kwamen zeven vrouwen in de Tweede Kamer.
Suze Groeneweg, lid van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) die al vanaf 1918 in de Tweede Kamer zat, werd herkozen.

Verder werden gekozen:

  • Johanna Westerman (Vrijheidsbond)
  • Betsy Bakker Nort (Vrijzinnig Democraten)
  • Elisabeth C. van Dorp (Liberale Partij)
  • S. Bronsveld-Vitringa (Rooms Katholieke Kiesverenigingen)
  • Frida C.F. Mackay-Katz (Christelijk Historische Unie)
  • A.E.J. De Vries-Bruins (SDAP)

Behalve Frida Mackay-Katz waren alle vrouwen actief kiesrechtstrijdster geweest.
Lees verder over de eerste zeven vrouwen in de Tweede Kamer

Na 1922

De opwaartse lijn zette zich voort tot na de verkiezingen van 1929 met acht gekozen vrouwelijke kamerleden. Daarna daalde het aantal drastisch tot vier, na zowel de verkiezingen van 1933 als van 1937. Dit had vooral te maken met het politieke klimaat eind jaren twintig. De Nederlandse regering probeerde de schuld van de economische crisis en werkloosheid af te wentelen op vrouwen met hun eisen voor betaalde arbeid en economische zelfstandigheid.

De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht en de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht hielden niet op te bestaan, zoals al eerder aangegeven. Het doel was weliswaar bereikt, maar er bleef nog genoeg strijd te leveren op terreinen als economische zelfstandigheid, onderwijs en de huwelijkswetgeving. De positie van de vrouw was nog lang niet gelijkwaardig aan die van de man.

De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht veranderde haar naam in de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen en de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht fuseerde in maart 1920 met de Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland tot de Nederlandsche Unie voor Vrouwenbelangen.

In het voormalige Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) stemde de Volksraad pas in met het actief vrouwenkiesrecht in 1941 voor de koloniale bovenlaag en de Indonesische elite. Voor Suriname en de Nederlandse Antillen duurde het zelfs tot 1948, voordat vrouwen daar stemrecht kregen.

Collectie IAV-Atria

Nog steeds voert de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen, Vrouwenarbeid en Gelijk Staatsburgerschap, het resultaat van een samensmelting van diverse vrouwenverenigingen uit de eerste helft van de twintigste eeuw, bij iedere verkiezing de actie M/V-50/50 Stem op een vrouw.

Lees verder:

Delen:

Gerelateerde artikelen