Het slechte voorbeeld van Einstein

blog Het slechte voorbeeld van Einstein

Denk eens aan een wetenschapper. Wie zie je precies voor je? Is het een wat oudere man met witte labjas, een warrig, grijs kapsel en reageerbuisjes in zijn handen? Dan ben je niet de enige. In de jaren ’70 werd een groep kinderen in de VS en Canada door onderzoekers gevraagd een wetenschapper te tekenen. Minder dan 1% van de kinderen tekende toen een vrouwelijke figuur. Terwijl ze er wel zijn. Vrouwelijke bètastudenten. Ik kan het weten, want mijn huisgenoot is er één. Nu hoor ik je denken: het gaat hier om een onderzoek van meer dan veertig jaar geleden, onder kinderen nog wel. Toch blijkt dat er op het gebied van genderstereotypen  en bèta nog niet veel veranderd is. Met name in ons eigen land.

Genderstereotypen

David Miller (Northwestern University, VS) is expert op het terrein van genderstereotypen in relatie tot de ondervertegenwoordiging van vrouwen in bèta/techniek. Hij windt er geen doekjes om; we hebben in Nederland een groot probleem. Uit zijn onderzoek, dat data over 350.000 individuen uit 66 landen omvat, blijkt dat er in Nederland, van álle onderzochte landen, sprake is van de sterkste expliciete en op één-na-sterkste impliciete genderstereotypen m.b.t. STEM (Science Technology, Engineering and Mathematics). 89% van de Nederlandse ondervraagden associeerde wetenschap meer met mannen dan met vrouwen. Hoe erg is het bestaan van dergelijke stereotypen? Erg, geeft Miller aan, want ze houden direct verband met de daadwerkelijke man-vrouw verhouding in STEM-sectoren, die in Nederland in vergelijking met andere landen, dan ook zeer scheef is.

Hoe werkt dat dan?

Belangrijk is dat een studiekeuze in wezen een identiteitskeuze is. Een basale vraag die jongeren zich stellen bij het bepalen van een vervolgstudie is: past deze studie bij het beeld dat ik van mezelf heb? Het genderstereotype beeld van de theoretische natuurkunde- of bouwkundestudent doet dat voor de meerderheid van de meisjes niet. Vrouwelijke rolmodellen die dat beelden kunnen bijstellen, zijn dus cruciaal voor het verhogen van het aantal meisjes in bètavakken. Maar ook personen in de directe omgeving, zoals docenten en ouders, spelen een sleutelrol. Dat begint al ver voor de middelbare school; ‘self concepts,’ over het eigen kunnen en identiteit, ontwikkelen zich in de kindertijd. Meisjes al vroeg op een positieve manier laten kennismaken met en aanmoedigen in techniek is daarom ook een vereiste.

30.000 extra technici

De huidige gender-onbalans in STEM betekent niet alleen een gemiste kans voor  meisjes zelf, die zo  hun talenten niet ten volle benutten en de talrijke kansen in bètasectoren mislopen, maar ook in economisch opzicht ongunstig: op termijn zullen jaarlijks 30.000 extra technici nodig zijn. Het is daarom te hopen dat de Tweede Kamer tijdens de evaluatie van het Techniekpact – in 2013 gesloten door het Rijk, de regio’s, onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers, jongeren en topsectoren om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren – aandacht heeft voor de technische loopbaan van meisjes en vrouwen. Zodat mijn scheikundige-huisgenoot na het behalen van haar diploma, niet alsnog voor de wetenschap verloren gaat omdat ze zich moet aanpassen aan een mannencultuur op de werkvloer (het volgende uitvalmoment voor meisjes in de bèta).

Lisanne Post. Zij was tot augustus 2020 beleidsmedewerker bij Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.

Lees verder

Delen:

Gerelateerde artikelen