Portret van een drukbezet gezin tijdens de coronacrisis
Hoe combineren ouders werk, zorg en (thuis)onderwijs in tijden van corona? Atria en Bureau Omlo hebben onderzoek gedaan naar de impact van corona op de rolverdeling binnen verschillende gezinnen in Nederland. Dit portret gaat over het drukbezette gezin van Eva (38) en Lars (45). Eva en Lars wonen in Utrecht en zijn 11 jaar samen. Ze hebben samen twee zonen, een van hen is 4 jaar en de ander is 1 jaar. Daarnaast heeft Lars nog een zoon van 13 jaar uit een eerdere relatie, waardoor ze een samengesteld gezin vormen. Eva werkt als beleidsadviseur in de zorg en Lars is consultant bij een vastgoedbedrijf. Ze hebben allebei een vast contract. Ook hebben ze allebei een hbo-studie gevolgd. Lars en Eva hebben geen migratieachtergrond.
Rolverdeling voor de crisis
Waar Eva in drie dagen per week 27 uur werkt, maakt Lars geregeld 60-urige werkweken. Hij werkt veel buitenshuis, maar is op sommige tijdstippen ook wel eens thuis aan het werk. Deze verdeling is in overleg tot stand gekomen en is voor een belangrijk deel ook een financiële afweging geweest aangezien Lars meer verdient. Daarnaast geeft Eva aan dat ze het belangrijk vindt om voldoende tijd met haar kinderen door te brengen. Hoewel de zorg voor haar kinderen “pittig” is, zou ze dit voor “geen goud willen missen”. Tegelijkertijd noemt ze het “heel goed” als de vader ook tijd vrij maakt voor zijn kinderen.
Grotere rol in huishouden en zorg voor Eva
Eva schat in dat zij ongeveer 75 procent van het huishouden en de zorg voor de kinderen op haar neemt. Ze legt uit dat ze hier meer tijd voor heeft doordat ze beduidend minder werkt dan Lars. Lars schat de verhouding anders in. Hij schat het percentage wat lager in, namelijk 60 procent. Hij benadrukt dat hij hierin ook taken in de tuin, onderhoud en reparaties meeneemt. Dit benoemt Eva zelf ook.
“Nou moet ik wel zeggen, ik heb aan Lars een man die wel alles rondom het huis doet. Onze tuin ligt er altijd piekfijn bij, daar doe ik helemaal niets aan” (Eva).
In huis doet Eva meer. Zij kookt meestal en verricht de meeste huishoudelijke taken. Met twee kleine kinderen in huis die ook aandacht opeisen wordt het huishouden soms even teveel voor haar. Ze komt er hierdoor soms niet volledig aan toe. Als het “te vies wordt”, dan maakt zij of Lars het wel schoon. Ze hechten er allebei waarde aan dat het huis schoon is. Sterker nog, Lars kan zich volgens Eva ergeren aan viezigheid. Hij pakt dan snel de stofzuiger erbij om schoon te maken. Lars noemt zelf ook dat hij geregeld stofzuigt en de was doet. Hij noemt zichzelf in dit verband “een bezig baasje”. Hij combineert belafspraken met het verrichten van huishoudelijke taken. Waar Eva de boodschappen online bestelt, neemt hij deze in ontvangst en ruimt hij alles in.
Volgens Lars hebben hij en Eva een goede balans gevonden. Hij benadrukt dat hij zijn verantwoordelijkheid in het huishouden neemt en noemt nog als voorbeelden dat hij nooit met lege handen naar boven loopt en altijd direct zijn bed opmaakt. Eva vertelt verder dat Lars in de ochtenden de kinderen meestal wegbrengt naar school en de opvang. Eva haalt ze vervolgens in de middag op.
Derde shift
Eva geeft aan dat zij de persoon is die verantwoordelijkheid neemt voor de gang van zaken thuis door het overzicht te houden over wat er moet gebeuren en dit coördineert. Zij kookt, zorgt voor boodschappen, koopt de kleding voor de kinderen, regelt alles rondom school, kinderopvang en zwemlessen. Dat ze voortdurend aan het regelen is, maakt haar soms wel eens jaloers op Lars op de momenten dat zij van alles “aan het bedenken is” terwijl hij rustig op de bank zit. Eva legt uit dat hier een belangrijk verschil is tussen haar en Lars en relateert dit aan genderpatronen:
“Lars zou niet bedenken dat er überhaupt reservekleding moet liggen, dat de kleding eens per seizoen moet wisselen en dat het dan een maatje groter moet worden. Dat zal hem een biet wezen. Hij heeft daar geen weet van. Dat verschil tussen ons heeft denk ik ook heel erg te maken met hoe wij vrouwen zelf zijn. Dat we dat ook gewoon op ons nemen. Dat wil ik ook graag een beetje in de hand houden. Je kan het natuurlijk ook loslaten, maar dat voelt ook een beetje eng soms” (Eva).
Eva benadrukt dat ze Lars alles kan vragen en dan doet hij het ook, maar allerlei praktische regelzaken zou hij niet uit zichzelf oppakken. Op dit patroon geldt wel een belangrijke uitzondering. Zo heeft het stel een verbouwing gepland. Hier is het Lars die alles regelt:
“Daar doet Lars alles voor. Daar heb ik totaal geen omkijken naar. Hij regelt de bouwvergunning. Hij is nu al bezig met opruimen zodat we straks boven kunnen leven. Dat soort dingen doet hij weer heel erg” (Eva).
Directieve opstelling naar de kinderen
Het omgaan met de emoties van gezinsleden en zorgdragen voor positieve sociale relaties binnen het gezin ligt ook bij Eva. Lars herkent dit. Hij geeft aan dat dit “misschien wel zijn zwakke punt is”, omdat hij “nogal directief kan zijn” en het moeilijker vindt om zich empathisch op te stellen. Dit uit zich ook in zijn opstelling naar zijn zonen. Zeker als er druk op staat, reageert hij “to the point” en soms ook op een “snauwende” manier. Volgens Lars heeft Eva hier wel eens moeite mee. Zijn directieve houding betekent overigens niet dat hij er niet voor de kinderen is. In tegenstelling tot zijn eigen vader hecht Lars er waarde aan om tijd door te brengen met zijn zonen.
Rolverdeling tijdens de crisis
Toen “Nederland op slot ging” was het voor Eva en Lars de vraag wat dit zou betekenen voor school en opvang van hun kinderen aangezien Eva een vitaal beroep heeft als beleidsadviseur in de zorg. De exacte spelregels waren aanvankelijk niet geheel duidelijk. Ze hebben ook even getwijfeld wat te doen, maar kwamen eensgezind tot de conclusie dat het niet goed voelde om gebruik te maken van de noodopvang:
“Aan de ene kant mochten wij ze dan wel naar de noodopvang brengen. Dat was in eerste instantie even niet duidelijk. Eerst werd ook vanuit het kinderdagverblijf en ook vanuit school gemeld dat je beiden een vitaal beroep moest hebben. Na een dag of twee werd dat teruggedraaid dat het erom gaat dat één iemand een vitaal beroep heeft. Inmiddels zaten we op mijn werk ook al vol in de corona. Echt binnen een paar dagen tijd schoot dat omhoog. Zag je al die ellende. Toen voelde het voor ons niet goed om gebruik te gaan maken van noodopvang, kinderdagverblijf en school. Wij dachten echt: ‘dat willen we helemaal niet’. We gaan hier serieus mee om en we willen ze er zoveel mogelijk uit houden” (Eva).
Zoeken naar oplossingen voor wegvallen kinderopvang en school
Lars vertelt dat ze de kinderopvang en school wel gemist hebben. Voor hem en Eva was het in het begin wel “wennen” en “lastig”. Ze hebben al snel naar alternatieve oplossingen gezocht. Dat verliep “heel soepel en snel” en ging niet gepaard met strijd of onderhandeling. Lars gaf aan dat hij op de maandagen de zorg voor de kinderen op zich zou kunnen nemen, omdat Eva door de situatie weinig flexibel is terwijl hij het “veel makkelijker kon regelen met zijn werk”.
Daarnaast pasten de ouders van Eva op de donderdagen al op en dat bleven zij doen; ze zijn nog “niet zo oud” en “echt vitaal”. Ook konden de kinderen een dag in de week naar de zus van Eva. Andersom zorgde Eva ook een dag in de week voor de kinderen van haar zus. Door het “kringetje klein te houden”, probeerden Eva en Lars zich strikt te houden aan het principe van “social distancing” en zo bij te dragen aan het voorkomen van verdere verspreiding van het virus. Eva legt uit dat het op dat moment nog niet bekend was dat de verspreiding via en onder kinderen mogelijk minder een rol van betekenis speelt. Vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel wilden Eva en Lars geen nieuwe besmetting(en) op hun “geweten” hebben.
Toenemende hectiek, intensiteit en werkdruk
Voor Eva heeft de coronacrisis sterke veranderingen in het werk met zich meegebracht. Hoewel ze haar functie in de zorg ook thuis kan uitoefenen vond ze dit wel ingewikkeld en is ze het ook niet gewend. Ze mist onder meer het contact met collega’s, de dynamiek op het werk, ze is graag op de hoogte wat er allemaal speelt en heeft behoefte aan sociale controle en structuur. Het idee om thuis te moeten werken, bezorgde haar “pijn in de buik”. Ze legt uit dat ze het verschrikkelijk vindt om te bellen, iets wat ze ook nooit met vriendinnen doet. Eva heeft veel liever face to face contact.
Haar werk is daarnaast veel hectischer en intenser geworden, met name in de eerste weken van de crisis. Er ontstond een “strak regime” met iedere dag een crisisoverleg, zelfs in de weekenden. Het werk nam Eva volledig in beslag:
“Er moest in het begin zo ontzettend veel bedacht worden, besloten worden, ingericht worden en uitgewerkt worden. Al het werk dat we deden, lag binnen één dag zo’n beetje op z’n gat. Alles was corona-gerelateerd. Dat nam mij ook echt volledig over” (Eva).
De werkdruk nam enorm toe. Er ontstond “zo’n overkill aan werk” en het moest ook “allemaal snel” gebeuren. Lars stelt dat ze letterlijk zeven dagen in de week met werk bezig was. Zeker in de eerste zes weken van de crisis maakte Eva vele overuren. Ze moest ineens ook werken op haar vrije dagen als ze eigenlijk voor de kinderen moest zorgen. Op de dinsdag paste ze ook op haar neefje naast haar twee eigen zonen. “Tussendoor zat ik dan steeds te werken via mijn telefoon en pleegde ik steeds telefoontjes”. Dat “werkte niet”, het was “heel onhandig” en “onplezierig”. Lars vertelt dat het bovendien ook “gewoon crisis calls waren over het aantal gewonden en doden, boodschappen over afschalen naar andere ziekenhuizen”.
Ze legt uit dat het moeilijk is om te focussen in het telefoongesprek, omdat de kinderen “beginnen te mauwen, want die voelen feilloos aan dat je niet de volledige aandacht voor hen hebt.” Voor de kinderen was de nieuwe situatie ook wennen. Gaandeweg ging dat beter en kon haar zoon van vier jaar beter aanvoelen dat hij even geduldig moest wachten als zijn moeder aan het bellen was. “In het begin dramde hij overal dwars doorheen”.
Eva maakte niet alleen overuren door te werken op haar vrije dagen. De arbeidsduur nam ook toe doordat ze bijzonder lange dagen maakte. Ze startte vroeg in de ochtend en werkte door tot 17.30, begon dan met koken, bracht de jongens naar bed en ging direct daarna weer achter de pc zitten om tot 00.00 uur door te werken.
“Waar normaliter hij ’s avonds zijn laptop openklapte, was ik nu diegene. En waar normaliter ik ’s avonds eerder zei ‘ik ga naar mijn bed want ik ben moe’, ging hij nu naar bed en moest ik nog even werken” (Eva).
Verder werkte Eva ook in de weekenden, zowel op zaterdagen als zondagen. Er waren nauwelijks pauzemomenten. Na twee weken werd vanuit de organisatie besloten om de overlegstructuur in het weekend los te laten om de werknemers wat meer rust te gunnen. Het besef groeide dat dit tempo niet lang vol te houden is. Maar dat betekende niet dat Eva daarna geen werk meer had in het weekend. Nog altijd bleek het nodig om in het weekend “overleggen uit te werken, mails bij te houden, te kijken wat er gebeurt en mee te lezen met de dagelijks updates, want je moet natuurlijk wel bij zijn.”
Deze hectische situatie hield zes weken aan. Daarna begon het wat meer te normaliseren, al is het nog steeds niet “relaxed” geworden. Er is wel beduidend minder druk en ze hoeft niet meer elke avond te werken.
Minder werken en meer zorgen
Lars is juist minder gaan werken. Op de vrijdagen werkte hij nog maar een halve dag en in het begin van de crisis werkte hij op de maandagen niet. Op deze momenten is hij voor de kinderen gaan zorgen.
Voor de coronacrisis werkte Lars ook veel in het weekend. Tijdens de crisis is dat beduidend minder. Hoewel hij nog wel zondagochtend vroeg werkt, probeert hij er nu voor de kinderen te zijn. Lars brengt tijdens de crisis veel meer tijd door met zijn kinderen. Hij benadrukt dat het niet zo is dat hij voor de crisis niet naar ze omkeek. Hij ging al veel met de jongens mee naar sport en hij heeft ook tijd voor ze in het weekend, maar er is nu wel meer en intensiever contact. In de avonduren compenseert hij een deel van de gemiste werkuren:
“De tijd van donderdag tot dinsdag is eigenlijk te lang om niets te doen, dus ik pak eigenlijk elke dag wel een paar uurtjes in de avond” (Lars).
Waar hij voor de crisis in de “topdrukteweken” 60 uur in de week werkte met soms wel 16 uur per dag tot midden in de nacht, werkt hij nu gemiddeld 40 uur. Voor de crisis zou Lars het nooit redden in 40 uur. Hij ervaart dat hij op kantoor veel meer “verliesuren” maakt doordat hij veel wordt aangesproken door collega’s. Dat heeft hij bij het thuiswerken niet en dat geeft hem rust. Daar komt bij dat zijn secretaresse zijn agenda anders invult. Zij plant online overleggen in die niet heel lang duren. Dat geeft Lars meer duidelijkheid en structuur. Het is bovendien veel efficiënter:
“Dan stop je eerder dan dat je op kantoor van de ene naar de andere vergaderruimte loopt. Dat gaat ook gewoon sneller. Het is een ander nummertje intikken en je bent in je nieuwe vergadering. En anders moet ik vaak naar een andere ruimte, of soms nog reizen tussen afspraken” (Lars).
Lars is actiever in huishouden
Lars zorgt tijdens de crisis niet alleen meer voor de kinderen. Hij heeft ook een grotere rol op zich genomen in het huishouden. Hij geeft aan dat Eva het zwaarder heeft nu ze zoveel moet werken en wil daarom rekening houden met haar. Bovendien doet hij dit, omdat hij van haar houdt en iets voor haar wil terugdoen omdat ze in het verleden vaak genoeg rekening met hem heeft gehouden. Eva heeft andersom de indruk dat Lars ondanks de drukte op zijn werk net wat meer ruimte heeft om wat meer te doen in zorg en huishouding. Lars beaamt dit en geeft als verklaring dat hij leiding geeft aan een team dat behoorlijk zelfsturend is. Daarnaast is er veel begrip vanuit de werkgever voor zijn situatie. Zijn leidinggevende verwacht niet dat hij om 9.00 uur op zijn werkplek zit en controleert hem niet.
Hoewel er door de situatie soms huishoudelijke taken blijven liggen, waardeert Eva het enorm dat Lars beduidend meer doet in het huis dan voor de crisis. Zo spreekt ze haar waardering uit dat hij geregeld het hele huis “van top tot teen” heeft gestofzuigd of gedweild op dagen dat zij de hele dag aan het werk is geweest. Eva schat in dat zij nog wel iets meer doet dan in het huishouden en de zorg voor de kinderen dan Lars. Net als voor de crisis bestelt zij online de boodschappen en kookt ze bijvoorbeeld nog bijna elke dag. Wel is er in de crisisperiode vaker dan anders “ongezond eten” besteld, omdat dit “makkelijker” was en omdat Eva “geen puf” meer had. Bovendien vinden de jongens dat ook “lekkerder en eten we gezelliger, omdat we dan even niet de strijd met ze hoeven aan te gaan. Een stukje gemak”.
De inschatting van Eva dat ze iets meer doet dan Lars heeft voor een deel mogelijk ook te maken met de zogenoemde derde shift. Eva verricht ook tijdens de crisis veel emotiewerk en ze heeft een sterk verantwoordelijkheidsgevoel om van alles te regelen in huis. Ondanks haar drukke werkschema hielp ze elke ochtend “heel erg” met het “opstarten” van de jongens. Ze maakte het brood klaar en bleef erbij zitten totdat ze hun brood op hadden. Lars is daarin makkelijker volgens haar. Als hij moet werken zegt hij “gewoon” dat hij moet werken en dan vertrekt hij. Ze vindt dat zij af en toe ook “gewoon af en toe moet weggaan”, maar dat vindt ze “lastig vanwege haar verantwoordelijkheidsgevoel om goed voor de jongens te zorgen”.
De eerste periode van de coronacrisis was voor Eva niet alleen intensief door veranderingen op het werk. De aanwezigheid van haar kinderen thuis was ook “heel erg intensief”. Ze noemt haar twee jongens “echt pittig.”
“Als ik dat vergelijk met mijn zusje, die heeft drie kinderen en die zijn compleet anders. Die zet je ergens neer en vermaken zichzelf. Zij schreeuwen en krijsen niet de hele dag. Dat is anders. Ik vond het heel lekker dat mijn oudste zoon vanaf december naar school mocht. Dat gaf echt wel wat rust thuis. En ineens is hij weer thuis, nou dat merkten we zéker de eerste paar weken wel even” (Eva).
Lars heeft niet alleen het idee dat hij meer doet in huis dan voor de crisis. Hij heeft ook de indruk dat hij op dit moment zelfs iets meer doet in huis dan Eva. Waar Eva voorheen ook nog wel eens het huis schoonmaakte, doet Lars dit nu “continu”. Alleen het doen van de boodschappen en de was is volgens hem precies gelijkwaardig verdeeld.
Slim combineren van werken, zorgen en huishouden
Aangezien er nog wel veel werk ligt, probeert Lars tijdwinst te boeken door werken en huishouden te combineren. Hij vindt het bijvoorbeeld heel “rustgevend” om tijdens een telefonische afspraak de planten te snoeien of een was aan te zetten, deze op te vouwen en vervolgens netjes op te ruimen in de kasten. Dit is mogelijk zolang het geen inhoudelijk gesprek is waarbij hij veel naar het scherm moet kijken. Dat laatste doet hij liever niet te veel, omdat hij al veel zit en “simpel wordt van urenlang naar een beeldscherm staren”.
Ook gaat hij een rondje rijden en in de auto belt hij dan. Vervolgens combineert hij dit met boodschappen bij de visboer, de bakker en/of de supermarkt. Lars geeft aan dat hij dit nu gemakkelijker kan doen door zijn werk dan Eva, die dan bovendien ook nog met de kinderen is wat boodschappen doen ook tijdrovender maakt. “Ik knoop het overal aan iets wat ik toch al aan het doen was, dan kost het minder tijd.”
Lars combineert werken soms ook met zorgen. In de eerste twee weken toen hij zijn twee jonge zonen onder zijn hoede had, kon hij de hele dag niets aan werk doen. Lars heeft het wel geprobeerd, maar merkte dat hij hier alleen maar gefrustreerd van raakt. Het kost hem minder tijd dan het Eva kost, omdat zij er volgens hem speciaal voor op pad moet.
“Dan zit je te bellen en heeft er weer eentje een luier vol. Of zit er een te huilen. Daar word je zelf ook even chagrijnig van” (Lars).
Doordat de jongste op de maandagen na verloop van tijd weer naar de opvang mocht, hoefde Lars voortaan alleen voor zijn meer zelfstandige zoon van vier te zorgen. Dat biedt veel meer mogelijkheden om te werken, omdat Lars deze zoon “gewoon” kan laten spelen met Lego of Playmobiel. Als zijn zoon “lekker aan het rommelen is” zit Lars “met de laptop in de buurt” en houdt hij hem “een beetje in de gaten”. Met twee kinderen was dit niet of nauwelijks mogelijk:
“Onze jongste zoon kan soms behoorlijk onrustig zijn en gaan schreeuwen. Toen ze met z’n tweeën thuis waren, sloegen ze de hele dag elkaar de hersenpan in. Huilen en krijsen. Toen zijn er wel eens momenten geweest dat het gewoon niet leuk was. Maar nu de laatste weken zijn ze uit elkaar zijn getrokken, omdat ze op verschillende dagen naar opvang en school gaan” (Lars).
Vooral in het begin vond Lars het ingewikkeld om werk en zorg te combineren. “Dan zat ik wel te stuiteren als je door klanten gebeld werd en ik wel even snel moest opnemen. Dan probeer je het ook nog wel, maar het werd helemaal niks.” Op een gegeven moment kwam er een “soort kalme tussenfase”. Deze ontstond vooral doordat er met collega’s over gesproken is en dat er afgesproken is om op een radicaal andere manier te gaan werken. Het is niet de bedoeling dat Lars en zijn collega’s zichzelf “gek maken”.
Thuisonderwijs frustrerend
Bovendien kwam daar ook nog het verzorgen van thuisonderwijs bovenop. Vooral in het begin vond Eva het verzorgen van thuisonderwijs frustrerend. Eva voelde een druk om haar schoolgaande zoon zo goed mogelijk te ondersteunen. Ze werd onzeker over welke vaardigheden haar zoon al dan niet zou moeten beheersen. Ze vertelt dat ze er “veel te serieus mee omging” in de eerste weken, terwijl ze hier veel te weinig tijd voor had. Als voorbeeld noemt ze de dinsdagen waarop ze drie kleine kinderen in huis had. “Alleen als die twee kleintjes lagen te slapen kon ik met mijn oudste zoon rustig zitten.” Op de woensdag had ze haar twee zoons. Ze noemt haar jongste zoon “heel intensief”, waardoor ze ook deze dag alleen kon helpen met schoolwerk als hij sliep.
Haar zoon had ook niet altijd zin in les, waardoor Eva veel energie moest stoppen in hem te motiveren. Bovendien was hij de eerste paar weken van de lock down “extreem vervelend” thuis. Hij had het erg naar zijn zin op school. Toen hij plotseling thuis moest blijven, begon hij zijn vriendjes te missen en kreeg woedeaanvallen. Het maakte de eerste twee à drie weken “echt killing”. Eva stelde op een gegeven moment per mail de vraag aan de juf wat ze redelijkerwijs mag verwachten van haar zoon. In een reactie werd ze gerustgesteld met de opmerking dat kleuters spelenderwijs leren. Bovendien kwamen er vanuit de school op een gegeven moment allerlei “leuke ideeën” en “leuke filmpjes” van de juf. Hierdoor draaide Eva bij en legde ze minder druk op scholing. Haar zoon draaide ook bij. “Toen werd het allemaal ietsje beter”.
Lars vindt dat hij “een beetje in gebreke is gebleven” in het bieden van ondersteuning van thuisonderwijs aan zijn zoon. Hij focuste op het doen van “leuke dingen” met de kinderen, waardoor de dag zo voorbij vloog en er geen tijd meer was voor onderwijsactiviteiten. En als Lars wel bezig was met onderwijs probeerde hij dit op een creatieve, speelse manier aan te bieden. Wat het voor Lars ingewikkeld maakte in het begin was dat zijn jongste zoon ook thuis was:
“Op die dagen thuisonderwijs geven aan een kindje waarbij het jongere broertje continu aan het trekken, huilen en donderjagen is, dat kan helemaal niet. Op een gegeven moment was het dan, als de juffrouw ging voorlezen, dat ik met mijn jongste zoon wegging zodat mijn andere zoon er nog wat aan had. Als mijn jongste er wel bij is dan wil hij ook op het schermpje kijken en op het knopje drukken. Als dat niet mag, gaat hij huilen en krijsen en dan is er niets meer van het verhaaltje te verstaan. In het begin is het dus wel eventjes lastig geweest” (Lars).
Lars geeft ook aan dat hij niet gewend is om zijn kinderen te helpen met schoolwerk en is hier minder vertrouwd mee dan Eva. Het komt ook niet zo snel in hem op om daarin het initiatief te nemen. Hij heeft het nodig dat Eva hem hierop attendeert. Lars heeft het helpen bij huiswerk ook niet van huis uit meegekregen. Zijn ouders hebben hem daar nooit bij geholpen. Lars moest alles zelf doen. Hij merkt nu steeds meer dat het “gewoon heel leuk is om te helpen”, ook bij zijn oudste zoon.
Een andere reden waarom het thuisonderwijs er soms bij inschoot is vermoeidheid. Op de momenten dat de jongste sliep, zou Lars zijn andere zoon kunnen ondersteunen. Maar dat zijn de enige twee uur op een dag dat hij even een rustmoment kan nemen voor zichzelf. Tijdens het slaapje van zijn zoon, gaat hij daarom ook een “klein tukje” doen. Daar heeft hij behoefte aan, omdat hij in de avond vaak ook nog doorwerkt. Tijdens zijn slaap, laat hij zijn andere zoon spelen met Playmobil of hij zet een filmpje aan. Eva heeft hem wel eens kwalijk genomen dat hij dan het thuisonderwijs niet oppakt.
Rolverdeling onderwerp van gesprek
Er is volgens Lars en Eva geen overleg geweest over de rolverdeling en het verdelen van de taken is vrij soepel tot stand gekomen. Ze praten daar niet veel over en zijn ook niet de type personen die de rollen “helemaal uitspreken en vastleggen in schema’s”. Desondanks spreekt Eva wel de wens uit om met Lars te praten over de rolverdeling. Hoewel Eva waardeert wat Lars in huishouden en zorgen heeft betekent tijdens de crisis, heeft ze op sommige momenten ook wel frustraties. Met name als ze op haar vrije dagen heel veel moest werken, voor de kinderen zorgen en koken, waardoor ze voor haar gevoel “continu in een sneltrein” zat. Ondertussen had ze de indruk dat hij wel meer ruimte kreeg door het werk. Frustraties en fricties waren er dan als Lars besloot op haar vrije dag te gaan wielrennen. Ze had dan liever gehad dat hij haar zou ondersteunen, omdat ze al een zware dag erop had zitten. Hier staat tegenover dat meer rust voor Lars ook veel heeft opgeleverd. Dat heeft voor de nodige rust en balans gezorgd. Eva concludeert dan ook dat het twee kanten heeft.
Lichtpunten
Ondanks de enorme combinatiedrukte van werken en zorgen, zijn er ook een aantal lichtpunten. Zo vertelt Eva dat ze het prettig vindt dat Lars meer tijd doorbrengt met zijn kinderen. Bijkomstig voordeel volgens haar is dat hij hierdoor meer gaat inzien wat het betekent om voor de kinderen te zorgen en welke inspanningen Eva de afgelopen jaren heeft geleverd. Wel valt het haar op dat hij zijn tijd met de kinderen anders invult:
“Dan liepen ze soms hele dagen in hun pyjama of zaten ze de hele dag te spelen met Lego. Ik was meer van: er moet ritme zijn en ze moeten ook een keertje naar buiten zijn geweest (…) Dat vind ik dan misschien wel lastig. Op mijn dagen met de kinderen moeten er ook allemaal dingen gebeuren. Met papa doen ze vooral leuke dingen. Dat is toch wat leuker voor die kinderen” (Eva).
Een ander voordeel dat Eva en Lars benoemen is het wegvallen van alle sociale verplichtingen. Dit gaf het hele gezin “heel erg veel rust”. Er werd weliswaar gewerkt in het weekend, maar als dat klaar was, dan “hoefde er verder helemaal niets meer” en “dan was het gewoon chill”. Voor de crisis maakten de sociale verplichtingen het leven weinig ontspannend:
“Wij zijn allebei nogal erg van alles ‘moet’. Er moet opgeruimd worden, het moet netjes zijn. We moeten dit doen, we moeten dat doen. Ieder weekend was er wel wat. Een tijd geleden hebben we een keer gezegd: we plannen één ding in het weekend. Van de ene verjaardag naar de ander, een borreltje hier en een dingetje daar. Soms stelden we ons de vraag ook: voor wie doe je dat eigenlijk? Aan de ene kant is het heel gezellig, maar soms is even je rust pakken ook wel heel gezond. En dat merk je wel in deze periode, dat je je eigenlijk heel erg teruggeworpen wordt op je eigen gezin. En dát is dan wel weer echt het mooie geweest van deze tijd” (Eva).
Eva merkt dat de kinderen de afgelopen tijd ook meer naar elkaar zijn toegetrokken. Af en toe vliegen ze elkaar nog steeds “flink in de haren”, maar ze spelen “ineens veel meer” met elkaar en hebben geregeld lol met elkaar. Ook merkt Eva dat haar oudste zoon zich inmiddels sterk bewust van de betekenis en implicaties van corona en ook “ineens veel zorgzamer” is geworden. Hij vindt alles met de zorg “ineens heel interessant”. Zijn zorgzaamheid uit zich bijvoorbeeld in de neiging om zich heel zorgzaam op te stellen naar zijn jongere broertje. Hierdoor is er in huis “veel meer rust gekomen”.
Dat er meer rust in huis is, komt volgens Eva ook door Lars die nu “gewoon meer rust in zijn donder heeft gekregen om met de kinderen bezig te zijn, om hen aandacht en tijd te geven.” Dit heeft een “enorm positieve uitwerking op die kinderen”, zo constateren Eva en Lars. Ze vinden het “echt fantastisch” en het valt Eva op dat ze echt “gelukkig” zijn als ze weer een dag met papa hebben. Eva merkt ook dat de jongens veel sterker dan vroeger aan hem “hangen”, terwijl het vroeger vooral steeds “mamma, mamma” was. Lars concludeert eveneens dat de jongens zich meer aan hem zijn gaan hechten doordat hij er vaker is.
De situatie heeft ook een positieve invloed op Lars. Hij geniet van de tijd die hij kan doorbrengen met zijn kinderen. Hij vindt het leuk dat de jongste in deze periode “veel meer” om hem vraagt dan om zijn moeder op momenten dat hij verdrietig is, honger heeft of bij hem wil zitten. Dat vindt Lars bijzonder en daar leeft hij van op. Hij is dat zelf helemaal niet gewend, omdat hij in zijn eigen jeugd niet met “megaveel liefde is opgevoed”. De teneur was meer “gewoon hard werken, je best doen en niet te veel over emoties praten”. De situatie beïnvloedt Lars ook in zijn gedrag. Waar hij anders “heel ongeduldig” kan zijn en een “kort lontje” heeft, is hij tijdens de crisis “veel milder” en “rustiger” naar de jongens geworden. Allebei merken ze dat Lars meer ontspannen en minder gestrest is. Ook denkt Eva dat hij tot het besef is gekomen dat je niet “overal de strijd over kunt aangaan als je de hele dagen met de kinderen bent, want daar word je knettergek van.” Zelf was Eva vroeger ook heel ongeduldig, maar ze heeft in de loop der jaren geleerd dat het niet werkt.
Een ander lichtpunt was dat de zoon van Lars uit een eerdere relatie tijdens de crisis veel vaker en voor langere periodes bij hen aanwezig was. Deze zoon zit op de middelbare school en moest ook thuisonderwijs volgen. Zijn aanwezigheid was voor het gezin “heel erg fijn”. Lars noemt zijn oudste zoon een “lieverd”, die “heel relaxed” is. Een bijvangst is bovendien dat hij soms op zijn jongere broers kan passen en met ze kan spelen. Dat geeft enerzijds wat rust en maakt het gezellig, maar het kan soms ook nog drukker zijn. Verder legt Lars uit dat hij en Eva een keer konden shoppen doordat zijn zoon thuis bleef bij zijn broertjes.
Omgaan met negatieve emoties, spanningen en stress
Lars geeft aan weinig stress te ervaren. Waar hij vooral stress van had in het begin van de crisis was de momenten dat hij thuis zijn werk probeerde te combineren op de momenten dat hij omringd was door zijn twee jonge zonen. Lars vertelt dat hij dan “snauweriger” wordt.
“Met name naar de jongste. Op een gegeven moment vind ik het dan genoeg. Of het helemaal fair is bij een jongen van 1,5 dat weet ik ook niet. Maar op een gegeven moment loopt het je gewoon tot de lippen en denk je best wel eens “joh, ga jij maar even lekker op je kamer in bed schreeuwen en krijsen en slaan”. Dat is misschien mijn reactie toen geweest op stress. En tuurlijk ben je wel gefrustreerd, van ja “ik kan potverdikkie niet iemand vijf minuten te woord staan” (Lars).
Een andere manier waarop hij hiermee omging, is door het te bespreken met zijn collega die in dezelfde situatie verkeerde en ook vergelijkbare ervaringen opdeed. Ze konden er open over praten met elkaar en er ook afspraken over maken hoe hiermee om te gaan in het werk.
Voor Eva lag dat heel anders. Zij kreeg “heel erg veel stress” van het werk: van de “toestroom van patiënten dat ineens sky-high werd, dat mensen heel lang bleven liggen op de IC , dat de IC helemaal vol liep, dat een groot percentage dood ging waaronder ook mensen die vitaal waren.” Dat het niet alleen oude en reeds zieke mensen betrof, maakt haar bang dat de zorg in Nederland de vraag niet meer aankan en dat er bij voorbaat keuzes moeten worden gemaakt wie al dan niet geholpen kan worden. Het idee om tegen mensen te moeten zeggen dat ze niet behandeld kunnen worden, omdat ze geen kans maken vond Eva heel naar vanuit haar rol als zorgverlener. Daar staat tegenover dat het haar rust gaf dat ze zelf niet in de “frontlinie” aan het bed van de patiënt hoefde te staan, maar vanuit haar ondersteunende functie thuis kon werken. Dat neemt niet weg dat ze thuis ook stress had door de enorme werkdruk en intensiteit. Die stress uit zich volgens haar in “kribbig” worden op elkaar en een “kort lontje”.
Een ander aspect waar Eva in het begin van de lockdown stress van kreeg was de angst dat bepaalde voeding niet beschikbaar zou zijn in de supermarkten. Vanwege het hamstergedrag van mensen is ze zelf een paar potjes Olvarit gaan halen vanuit de gedachte: “Het zal mij niet gebeuren dat de kinderen straks zonder eten komen te zitten.” Verder kreeg ze stress van haar kinderen als ze ruzie maakten of zich opstandig gedroegen.
Om de stress te verminderen, zoekt Eva afleiding en ontspanning. Zo gaat ze om de twee dagen hardlopen omdat ze af en toe “echt even tijd voor haarzelf nodig heeft”. Hardlopen helpt Eva om het hoofd “leeg” te maken. Dit deed ze overigens ook voor de crisis. Een verschil is dat ze dit toen in de avond deed, maar omdat tijdens de crisis “half Nederland” buiten is, vond ze het te druk. Daarom besloot ze heel vroeg in de ochtend te hardlopen zodat ze niemand tegen zou komen. Het vermijden van contact deed Eva ook op andere momenten. “We kwamen gewoon eigenlijk nergens meer”. Alleen in de ochtenden gingen ze “wel eens een rondje fietsen met de jongens, maar gedurende de dag niet meer want dan werd het te druk”. Soms vlucht Eva letterlijk het huis uit door een rondje te fietsen, bijvoorbeeld na een “pittig” moment met de kinderen.
Eva heeft geen steun gezocht bij familie en vrienden om haar situatie te bespreken. “Dat zit niet zo in mij, hulp vragen doe ik niet zo snel.” Wil het zover komen, dan moet de situatie wel heel “benauwend” zijn. Eva probeert het zoveel mogelijk zelf op te lossen. Naast afleiding en ontspanning, probeert ze ook met troostende en relativerende gedachten de situatie draaglijk te houden. Ze beseft dat “iedereen op dit moment in hetzelfde schuitje zit” en dat iedereen met kleine kinderen thuis ertegenaan loopt.” Eva noemt dat zij nog het privilege hebben van een grote tuin waar door het mooie weer gebruik van gemaakt kon worden. Anderen gezinnen hebben het zwaarder die met meerdere gezinsleden in een klein huis wonen.
Rolverdeling na de crisis
Eva hoopt dat Lars ook in de toekomst meer voor de kinderen kan zorgen. Ze heeft ook met hem gesproken dat minder werk mogelijk is en dat het werk dan ook wel “doorgaat”. Eva zegt “stiekem te hopen” dat hij zich dat ook een beetje realiseert. Belangrijk is vooral ook dat de kinderen de contactmomenten met hun vader “echt heel leuk” vinden. En Eva vindt het zelf ook prettig, omdat het haar een hoop rust geeft en het gevoel geeft dat de zorg voor de kinderen een gedeelde verantwoordelijkheid is. Eva heeft niet zozeer de behoefte om meer te werken. Waar het vooral om gaat is dat Lars “meer inziet dat werk niet het allerbelangrijkste is en dat het ook gewoon heel belangrijk is om meer aandacht thuis te geven aan je kinderen.”
Door het interview komt Eva tot het inzicht dat het goed zou zijn om als stel het gesprek te voeren en ook de afgelopen crisisperiode te evalueren met elkaar. In zo’n gesprek kunnen ze bespreken wat ze samen geleerd hebben, wat er goed ging, wat ze willen behouden en wat ze daaraan kunnen doen. In het interview met Lars komt naar voren dat er ook daadwerkelijk een evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden. Lars stelt dat de conclusie in het gesprek was dat de afgelopen periode fijn is geweest. Niet dat het hiervoor “slecht” was, maar dit voelde wel “ gewoon beter”. Van hem mag de situatie dan ook wel zo blijven. Hij wil meer tijd met zijn jongens doorbrengen. Om dit mogelijk te maken wil hij vaker thuis werken, omdat dit veel tijd bespaart. In plaats van door het hele land te “crossen” en in files terecht te komen, is het volgens hem beter om digitale gesprekken te voeren. Hieronder legt hij uit wat hij nog meer kan doen om meer tijd vrij te maken voor zijn kinderen:
“Ik denk dat ik hier wel iets mee wil. Kijk, ik kan niet tegen mijn baas zeggen ‘ik ga drieënhalve dag per week werken, maar elementen daarvan kunnen we best doen. Ik zie wel dat het mij en de kinderen veel oplevert als ze tijd met mij doorbrengen. Dus daar wil ik wel iets mee doen. Dat kan ook wel. Je moet dingen anders inrichten. Ik kan meer in de avonduren werken. (…) En dan gewoon met ze sporten, voetballen, naar de film en uit eten. Dat je echt een dag hebt met elkaar. Eva heeft echt tijd met de jongens, omdat ze natuurlijk minder werkt. Ze heeft echt tijd exclusief met hen. Mijn tijd met de kinderen is altijd samen met Eva of met andere mensen erbij. Ik denk wel dat ik er meer ‘dedicated’ tijd voor wil geven. (…) Misschien moet ik gewoon zeggen dat om drie uur de stekker eruit gaat. Dat zou ik in principe kunnen doen, zodat als die jongens uit school komen ik er gewoon ben, zodat ze niet naar de opvang gaan. De sleutel is meer de tijd” (Lars).
Dit portret is onderdeel van een onderzoek van Atria en Bureau Omlo naar de impact van corona op de rolverdeling binnen verschillende gezinnen in Nederland. Zie hier het overzicht met de andere portretten van dit onderzoek.