Dit waren de eerste zeven vrouwen die het schopten tot Tweede Kamerlid
Van Suze Groeneweg heb je vast weleens gehoord: zij was in 1918 – toen alleen nog mannen mochten stemmen – het eerste vrouwelijke Tweede Kamerlid. 5 juli 1922 vonden de eerste Tweede Kamerverkiezingen plaats waarbij óók vrouwen mochten stemmen*, dankzij het ingevoerde algemeen kiesrecht. In 1922 werd Suze Groeneweg herkozen. Naast haar zijn er nog zes andere vrouwen die in deze periode zitting namen in de Tweede Kamer. Maak kennis met Johanna Westerman, Betsy Bakker-Nort, Elisabeth van Dorp, Sophie Bronsveld-Vitringa, Frida Mackay-Kayz en Agnes de Vries-Bruins.
Deze zes markante vrouwen zijn niet allemaal even bekend bij het grote publiek, maar hun verhalen zijn minstens zo bijzonder. Vrijwel alle vrouwen hadden zich actief ingezet voor het kiesrecht. Twee van de vrouwen waren ten tijde van de Tweede Wereldoorlog naar concentratiekampen gedeporteerd. Een ander vrouwelijk Kamerlid eindigde uiteindelijk in een klooster. En weer een andere dame was naast een van de eerste vrouwelijke Tweede Kamerleden ook de eerste vrouwelijke advocaat in Nederland. Een schatkist aan levenskronieken dus! Atria neemt je in vogelvlucht mee door de biografieën van de eerste zeven vrouwelijke Tweede Kamerleden.
* Terwijl Nederlandse vrouwen mochten stemmen vanaf 1922, moesten vrouwen in Suriname en de Nederlandse Antillen nog thuis blijven tijdens de verkiezingen. Zij mochten pas stemmen vanaf 1948.
1. Suze Groeneweg (Sociaal Democratische Arbeiderspartij)
Suze Groeneweg was de állereerste vrouw die zitting mocht nemen in de Tweede Kamer. Ze groeide op in een landarbeidersgezin met twee zussen en broers. De leergierigheid van haar moeder inspireerde Groeneweg om na de lagere school door te leren. Ze werd lerares en gedurende die periode ontwikkelde zij een sterk sociaal rechtvaardigheidsgevoel.
In 1903 werd Groeneweg lid van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Een politieke carrière bleek voor haar in de wieg gelegd. Ze ontpopte zich tot een uitstekende spreekster en schopte het in 1914 tot hoofdbestuurslid van de partij. In 1918 bemachtigde zij uiteindelijk een plek in de Tweede Kamer namens de SDAP.
Haar komst in de Tweede Kamer deed nogal wat stof opwaaien. In de eerste plaats was het opmerkelijk dat juist Suze en niet Aletta Jacobs gekozen was, omdat zij immers de president van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht was. Daarnaast had de Tweede Kamer de vrouwelijke voorzieningen niet op orde. Indertijd was er helemaal geen vrouwentoilet. Deze moest dus speciaal voor Groeneweg geïnstalleerd worden. De mannen in de kamer moesten wennen aan haar aanwezigheid, aangezien zij gewend waren om dubbelzinnige grapjes te maken. Suze trok zich hier niets van aan en hield zich uitsluitend bezig met politieke zaken.
Wegens ziekte verliet Suze in 1937 de politiek. Daarna trok zij zich terug in haar buitenhuisje in Barendracht, waar zij eveneens overleed. Ze leeft nog altijd voort in talloze straatnamen, het vormingsinstituut van de PvdA is naar haar vernoemd en in de Tweede Kamer huist zelfs een Suze Groenewegzaal.
Politieke inspanningen
- In 1929 kwam er een wettelijke verlofregeling bij zwangerschap en bevalling. Deze gold tot teleurstelling van Groeneweg alleen voor gehuwde vrouwen.
- Ze voerde actie tegen de plannen om gehuwde ambtenaressen te ontslaan.
- Dankzij haar inspanningen werd het vanaf 1931 mogelijk om vrouwelijke burgemeesters te benoemen én eveneens om vrouwen te benoemen tot ambtenaar van de burgerlijke stand.
2. Johanna Westerman (Vrijheidsbond)
Niet lang na Suze Groeneweg werd ook Johanna Westerman gekozen als Tweede Kamerlid voor de Vrijheidsbond. Zij was van origine een echte onderwijzeres en schopte het in haar vak tot directeur van een meisjesschool.
Haar werkzaamheden voor de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht waren het begin van een politiek pad. In eerste instantie was zij lid van de Economische Bond, maar vanaf 1921 werd zij lid van de Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond, namens wie ze eveneens zitting nam in de Tweede Kamer. Daar bleef ze tot aan 1933.
In de Tweede Kamer hield ze zich bezig met vrouwenrechten en onderwijs. Ze lag goed bij haar mannelijke collega’s en de parlementaire pers. Als onderwijsdeskundige werd zij zeer gerespecteerd.
Na haar carrière in de Tweede Kamer bleef ze zich inzetten voor emancipatie als president van de Nationale Vrouwenraad. In Den Haag is uiteindelijk een school naar haar vernoemd.
Politieke inspanningen
- Ze ijverde voor openbaar onderwijs en vrouwenemancipatie.
- Net als Suze Groeneweg zette zij zich in voor de benoeming van vrouwen tot burgemeester of gemeentesecretaris.
3. Betsy Bakker Nort (Vrijzinnig-Democratische Bond)
Studeren was Betsy Bakker Nort niet vreemd. Ze trapte af met een studie Scandivische talen. Maar op 34-jarige leeftijd besloot ze het roer om te gooien en rechten te studeren. Door deze studie hoopte zij de strijd binnen de vrouwenbeweging beter te kunnen voeren.
Voor haar periode in de Tweede Kamer was ze al jaren politiek actief in diverse besturen, waaronder de Groningse afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. In 1922 trad Bakker-Nort namens de Vrijzinnig-Democratische bond toe tot de Tweede Kamer. Haar belangrijkste speerpunt was het verbeteren van de huwelijkswetgeving voor vrouwen.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog schortte de Duitse bezetter haar werk op. Dat betekende het einde van haar werkzaamheden in de Tweede Kamer. In 1942 werd ze gedeporteerd naar Westerbork, waarna ze in 1945 eindigde in het concentratiekamp Theresienstadt. Betsy heeft het kamp overleefd.
Politieke inspanningen
- Ze maakte zich sterk voor een betere huwelijkswetgeving voor vrouwen
- Liet zich horen inzake confessionele arbeidsbeperkende maatregelen en andere sekseongelijkheden m.b.t. arbeid-, belasting- en pensioenzaken
- Als vice-presidente van de Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap spoorde ze vrouwen aan politiek geïnteresseerd te worden
Lees verder over Betsy Bakker Nort
4. Elisabeth van Dorp (Liberale Partij)
Elisabeth was niet alleen een van de eerste vrouwelijke Kamerleden, ze was tevens de eerste Nederlandse vrouw die afstudeerde in de rechten en óók nog eens de eerste vrouwelijke econoom van formaat.
Gedurende haar carrière als advocaat in Den Haag beschermde ze vooral de rechten van gescheiden vrouwen en kinderen. Daarnaast was zij actief in de nationale en internationale vrouwenbeweging. Het is dan ook niet zo gek dat ze uiteindelijk werd gekozen tot Tweede Kamerlid.
Naast haar politieke inspanningen bleef zij zich ook ontwikkelen als econoom. Ze publiceerde over geld- en goudhandel en schreef een boek over rentetheorie. In 1927 mocht ze zelfs als nationale vertegenwoordiger deelnemen aan de economische wereldconferentie van de Volkenbond in Genève.
De Tweede Wereldoorlog gooide roet in de politieke carrière. Net als Betsy Bakker-Nort werd Elisabeth gedeporteerd naar een concentratiekamp, in haar geval op Java. In tegenstelling tot Betsy overleefde zij het kamp niet. Op 6 september 1945 overleed ze.
Politieke inspanningen
- In 1907 was zij medeoprichtster van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht
- Ze nam in 1927 als nationale vertegenwoordiger deel aan de economische wereldconferentie van de Volkenbond in Genève
Lees verder over Elisabeth (Lizzy) van Dorp
5. Sophie Bronsveld-Vitringa (Rooms Katholieke Kiesverenigingen)
Sophie Bronsveld-Vitringa had ook een primeur: zij was de eerste vrouw in de katholieke Tweede Kamerfractie. Ze huwde de zoon van ds. Bronsveld, die bekendstond als nogal anti-Rooms. Na het overlijden van zijn zwager adopteerden ze drie pleegkinderen.
Op sociaal-charitatief gebied was Sophie zeer actief. Drankbestrijding ging haar eveneens na aan het hart. Sophie was een introverte vrouw, in de Kamer sprak ze vrij zelden. Haar periode in de Kamer was van relatief korte duur. In 1925 stelde ze zich wel herkiesbaar, maar ze werd te laag op de lijst gezet om gekozen te worden. Dat had waarschijnlijk te maken met haar uitgebrachte stem tegen de ontwerp-Vlootwet (destijds een voorstel van het kabinet-Ruys de Beerenbrouck om de Nederlandse vloot te vernieuwen en beter toe te rusten).
Na haar Kamerlidmaatschap was ze opnieuw werkzaam bij diverse sociale verenigingen, haar sociaal-charitatieve hart bleef kloppen. Op latere leeftijd trok Sophie zich terug in een Belgisch Klooster.
Politieke inspanningen
- Ze hield zich in de Tweede Kamer bezig met justitie en onderwijs
- In 1923 stemde ze met negen andere katholieken tegen de ontwerp-Vlootwet, wat leidde tot de val van het kabinet Ruijs de Beerenbrouck
6. Frida Mackay-Katz (Christelijk Historische Unie)
Frida Mackay-Katz was de eerste vrouw in de Tweede Kamer namens de Christelijk Historische Unie én de eerste vrouwelijke griffier van een rechtbank. Het recht werd haar met de paplepel ingegoten, want haar vader was advocaat en procureur.
Op 31-jarige leeftijd promoveerde Katz als meester in de rechten. Ze werd gezien als sociaal voelende advocate, die voorstander was van het vrouwenkiesrecht. Daarbij moet wel gezegd worden dat Frida in die tijd niet als een moderne feminist gezien werd. Zij vond namelijk dat de natuurlijke taak van de vrouw in het gezin lag.
In juli 1922 wist Frida een plek in de Kamer te bemachtigen. Ze was met name geïnteresseerd in het gevangeniswezen en de huwelijkswetgeving. Naast haar Kamerlidmaatschap was Frida ook actief lid van de Amsterdamse gemeenteraad.
Haar werkzaamheden in de Kamer eindigde in 1941. Ze gaf toen als één van de weinigen haar Kamerzetel op en kon daarom na de oorlog niet terugkeren in de Tweede Kamer.
Politieke inspanningen
- Verzet tegen pogingen van vooral mannen om de taak en het werkterrein voor vrouwen te bepalen en vast te leggen.
- Ze bood weerstand tegen verplicht ontstaan van gehuwde ambtenaressen.
- Voorstander van het openstellen van het ambt van burgemeester voor vrouwen.
- Ze publiceerde in 1946 het boek ‘Wat deden de vrouwen met haar kiesrecht? Het algemeen vrouwenkiesrecht in de praktijk, 1919-1940’.
Lees verder over Frida Mackay-Katz
7. Agnes de Vries-Bruins (Sociaal Democratische Arbeiderspartij)
Agnes de Vries-Bruins was dochter van een liberale Friese dominee. Op de HBS in Leeuwarden was zij het eerste meisje. Nadat zij dankzij haar baan als onderwijzeres financieel zelfstandig was, kon ze haar echte droom najagen: geneeskunde studeren.
Na afronding van haar studie geneeskunde begon ze een eigen praktijk als zenuwarts in Groningen. Ondertussen toonde zij zich ook betrokken op politiek vlak. In 1903 trad ze toe tot de Sociaal Democratische Arbeiderspartij, na de Spoorwegstaking.
Uiteindelijk werd zij in 1922 namens de SDAP Tweede Kamerlid. Haar specialiteit was volksgezondheid, al was haar deskundigheid niet zo populair onder de mannelijke collega’s. Zij werd in 1945 gekozen tot tweede voorzitter van de Kamer, maar stroomde uiteindelijk nooit door naar de voorzittersstoel.
In 1946 stelde ze zich niet meer herkiesbaar voor de Tweede Kamer in verband met haar leeftijd. Daarna bleef zij wel werkzaam in tal van besturen op medisch terrein.
Politieke inspanningen
- Het recht op arbeid voor de gehuwde vrouw
- Volksgezondheid, zoals zorg voor zuigelingen, ongehuwde moeders, geesteszieken, vaccinatie, tandheelkundige voorzieningen en tuberculosebestrijding
Lees verder over Agnes de Vries-Bruins
Wil je meer weten over deze inspirerende vrouwen? Duik dan eens in de archieven van Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis! Op collectie.atria.nl kun je zoeken wat wij aan informatie beschikbaar hebben.
Met dank aan www.parlement.com