Virginia Woolf, Salma Hayek en de vrouw als kunstenaar

blog Virginia Woolf, Salma Hayek en de vrouw als kunstenaar

In de New York Times schrijft actrice en producent Salma Hayek over kunstenaar Frida Kahlo en de film die zij over Kahlo’s leven maakte, Frida (2002). ‘In de glorietijd van Mexicaanse muurschilderingen maakte Kahlo kleine, intieme portretten, waar de kunstwereld op neerkeek. Ze had de moed zich creatief te uiten, terwijl ze scepsis over haar werk negeerde. Het was mijn grootste ambitie om haar verhaal te vertellen.’

De geschiedenis die aan het maken van Frida voorafgaat is ontzettend wrang: Hayek maakte deze film – over het leven van een creatieve, getalenteerde vrouw – met producent Harvey Weinstein, die Hayek constant, jarenlang, en op allerlei manieren, seksueel intimideerde. Uiteindelijk werd haar rol als producent zelfs geminimaliseerd. Weinstein deed zijn uiterste best om de film alleen op televisie uit te laten brengen (een plan dat mislukte door de inzet van regisseur Julie Taymor). Frida werd desalniettemin voor meerdere Oscars genomineerd. Hayek stelt in haar artikel de vraag: waarom moeten zovelen van ons, als vrouwelijke artiesten, ten strijde trekken om onze verhalen te vertellen terwijl we zoveel te bieden hebben?

In his eyes, I was not an artist. I wasn’t even a person. I was a thing: not a nobody, but a body

Deze vraag – die uiteindelijk neerkomt op de vraag waarom vrouwen minder creatief werk maken – is er één die eerder is gesteld. In een steeds veranderende context wellicht, maar altijd met een gelijksoortig antwoord: de situatie waarin kunst wordt gemaakt (hoe een kunstenaar wordt gevormd en opgeleid, maar ook hoe het kunstwerk zelf wordt vervaardigd en uiteindelijk tentoongesteld of uitgegeven), wordt bepaald door sociale structuren. Dat zijn concrete instituten zoals kunstacademies, biënnales, uitgeverijen, platenmaatschappijen en filmproductiemaatschappijen – waarbij mannen vaak de dienst uitma(a)k(t)en. Dat zijn óók opvattingen rondom het kunstenaarschap die men ervan weerhoudt vrouwen als kunstenaar te zien: bijvoorbeeld de mythe van het (mannelijke) genie, het idee van een vrouw als muze in plaats van maker, en het stereotype dat een kunstenaar een sociale outcast moet zijn. En in het geval van Salma Hayek is het Weinsteins verwrongen idee van de vrouw als seksueel object. Zoals Hayek schrijft: ‘In his eyes, I was not an artist. I wasn’t even a person. I was a thing: not a nobody, but a body.

Over de vrouw als kunstenaar schreef de Amerikaanse kunsthistoricus Linda Nochlin in 1971 het artikel Why Have There Been No Great Women Artists?. Nochlin stelt dat, naast die kunstenaarsmythes, ook overkoepelende structuren zoals racisme en de ongelijke verdeling van kapitaal vrouwen in de weg staat om kunst te produceren of erkend te worden als kunstenaar. Ze schrijft: ‘Zoals we allen weten is de status quo in de kunstwereld – maar ook op vele andere gebieden – afstompend, onderdrukkend en ontmoedigend voor allen die niet het geluk hebben gehad om wit, bij voorkeur welgesteld, en bovenal als man, geboren te worden.’

Volgens Nochlin is het een wonder dat vrouwen en zwarte mensen ondanks actieve institutionele tegenwerking toch succes weten te behalen binnen de wetenschap, politiek, en de kunsten.

Het gebrek aan grote vrouwelijke kunstenaars is volgens Nochlin niet aan vrouwen te wijten, niet aan hun hormonen, menstruatiecyclus of gebrek aan ambitie; de oorzaak ligt bij instituties en het onderwijs, waarbij ze van dat laatste een brede definitie hanteert van alles wat vrouwen (aan)leren vanaf het moment dat we de wereld betreden. Volgens Nochlin is het een wonder dat vrouwen en zwarte mensen ondanks actieve institutionele tegenwerking toch succes weten te behalen binnen de wetenschap, politiek, en de kunsten. En hoewel ze erkent dat dit de oorzaak van het probleem is, legt ze de oplossing bij vrouwen en minderheden zelf: we moeten doorgaan met het doorbreken van deze institutionele grenzen, dat is de enige manier om uiteindelijk ‘Great Art’ te kunnen creëren.

Een van de eerste bekende werken over dit onderwerp is van Virginia Woolf. Zij schreef in 1928 het essay A Room of One’s Own, waarin ze stelt dat vrouwen twee dingen nodig hebben om te kunnen schrijven: geld en een eigen kamer. Geld, omdat intellect alleen kan groeien wanneer je je geen zorgen meer hoeft te maken over basisbehoeften. Een eigen kamer om je te kunnen concentreren op het schrijven. Dat waren twee dingen die vrouwen in die tijd zelden tot hun beschikking hadden.

Woolf beschrijft precies hoe het schrijven – en vooral de intellectuele groei die daarvoor nodig is – voor vrouwen een stuk moeilijker is dan voor hun mannelijke collega’s. Ze beschrijft het moment waarop ze besluit de bibliotheek in Cambridge te bezoeken, maar haar de toegang wordt geweigerd. Vrouwen mogen alleen de bibliotheek in wanneer ze vergezeld worden door een ‘Fellow of the College’. Die specifieke barrières – het onbeschaamd de toegang weigeren van vrouwen – zijn anno 2018 (grotendeels) weggevallen. Maar zoals Hayeks verhaal (en de bredere #MeToo-beweging waarin deze informatie naar voren komt) illustreert, blijven de kunstwereld, de literaire wereld, de film- en muziekwereld bastions met hoge muren, waarin vrouwen veel harder moeten werken om hun creaties de wereld in te helpen.

A Room of One’s Own is een scherpe kritiek op genderongelijkheid en is tegelijkertijd hoopvol. Niet alleen door Woolfs vertrouwen in de toekomst, ook door haar eigen talent, dat in elke zin doorschemert. Haar treffende observaties zijn ook nu nog meer dan relevant, en haar scherpe analyses geven ook de huidige lezer hoop op vooruitgang. Ze voorspelt:

‘Over honderd jaar, dacht ik, zullen vrouwen deelnemen aan alle activiteiten en inspanningen die hen eerder werden ontzegd’

Woolf schreef dit in 1928: negentig jaar geleden. Zoals Nochlin stelt, zijn vrouwen en minderheden in de kunstwereld inmiddels aan een opmars bezig. Een moeizame, dat wel. En zoals Hayeks relaas laat zien, zijn we er nog lang niet: maar de #MeToo-beweging brengt de (soms monsterachtige) obstakels die vrouwen moeten overwinnen in ieder geval aan het licht. Het is 2018, dus we hebben nog een decennium te gaan. Laten we niet alleen hopen, maar er ook voor zorgen dat Woolf gelijk krijgt.

Fien Veldman (Leeuwarden, 1990) schrijft korte verhalen en gedichten. Haar werk is onder andere gepubliceerd in De Correspondent, The Stockholm Review of Literature en Hard/Hoofd. Als gastblogger schrijft ze artikelen voor Atria.

Delen:

Gerelateerde artikelen