Een vergeten topvrouw, Johanna Westerdijk
Achter de grootste verzameling schimmels ter wereld staat de geheel onterecht in de vergetelheid geraakte Johanna Westerdijk. Als eerste vrouwelijke hoogleraar vanaf 1917 was zij 35 jaar werkzaam: met twee hoogleraarschappen & twee directeurschappen van schimmelbureau’s, voor kweek, handel en onderzoek, was zij de spin in het web van de academische wereld op haar terrein en leverde zij 56 promovendi af.
Patricia Faasse schreef haar biografie: Een beetje opstandigheid: Johanna Westerdijk: de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland. In het kader van de serie lezingen rondom 1001 vrouwen, het grote project van Els Kloek, was Patricia Faasse bij Atria voor een boeiend portret over deze vrouw.
Johanna Westerdijk groeide op in een welgesteld gezin in een tijd dat Nederland te onbelangrijk, te saai, te cultuurarm, te burgerlijk en te provinciaal was en eigenlijk geen deel uitmaakte van het cultuurhistorische Europa. Het gezin had een doopsgezinde achtergrond. Faasse veronderstelt dat deze achtergrond die onder andere staat voor: individualiteit, anti autoriteit, pacifistisch, geen woorden maar daden en een groot gevoel voor rechtvaardigheid van grote invloed is geweest voor de ontwikkeling van het onconventionele kind dat Johanna was.
Het merkwaardige is dat terwijl ze in 1917 hoogleraar werd, het enige diploma wat ze nog meer op zak had een staatexamen was, wat ze in 1904 haalt. Op de HBS was zij toehoorder, want meisje, op de universiteit ook. Het werd echt een probleem toen ze niet mocht promoveren en zij wilde die titel. Met hulp van haar hoogleraar Hugo de Vries, reist ze af naar Munchen. Daar komt ze te wonen in een ‘hippe’ wijk van de avant-garde, waar alles en iedereen bezig is om een nieuwe wereld bloot te leggen. Van Freud tot bierfesten, reizen tot en met verkleedpartijen. Ze geniet.
Na een half jaar komt ze erachter dat ze ook hier niet mag promoveren: ze is vrouw en bovendien niet religieus. Hans, zoals zij zich laat noemen, heeft zich niet laten dopen. (Dopen doe je bij doopsgezinden, als volwassene op eigen verzoek; dit in tegenstelling tot geloven waar je als baby/kind wordt gedoopt zonder inspraak.) Via Geneve komt ze uit bij Zurich. In 1905 is dat een bruisende anarchistische stad, met veel Russische studenten: vrijgevochten dames. Ook hier voelt Westerdijk zich prima thuis en in 1906 – ondanks alle uitsluitingspraktijken – ontvangt zij haar titel.
Haar principe wat zich dan waarschijnlijk al heeft ontwikkeld zal ze altijd trouw blijven: iedereen mag wetenschap beoefenen, dat wil zeggen iedereen die aan waarheidsbevinding wil doen, de ambitie heeft en de toewijding. Zonder onderscheid van, geloof, geslacht of ras. Hier blijft ze heel stellig in.
Ze richt in 1920 in Baarn haar laboratorium in, en zet Baarn op de kaart. De villa is beroemd om de kennis maar ook om de gastvrijheid en feestelijke rituelen. Wanneer je als wetenschapper niet de malligheid van alles kan inzien, wat zie je dan wel?
Er is veel om over haar te vertellen, de geldstromen, de (wetenschappelijke) netwerken, de oorlog, het kiesrecht. Het beeld dat er bestaat over haar is een vrolijke leutige apolitieke vrouw. Maar Faasse stelt dat het vasthouden aan haar principe – voornamelijk in daden – ook gezien kan worden als een politieke. Wetenschap is voor iedereen. Met Faasse heeft Westerdijk een goede biograaf gekregen. Een heel boeiende lezing.
Annetta Willemse (voormalig coördinator sociale media en webcommunicatie bij Atria)